Herman de Cock: 'STT levert een maatschappelijke bijdrage aan de samenleving'
‘Ik heb mij niet op dit interview voorbereid. Ik praat graag à l’improviste over mijn STT-tijd. Het staat mij allemaal nog heel helder voor de geest,’ aldus oud-directeur Herman de Cock, 86 jaar oud op het moment dat we hem spreken. Hij was in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw vier jaar directeur van STT.
‘Ik werkte bij Philips en in die tijd, we spreken over eind jaren tachtig/begin jaren negentig, ging je daar bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd met pensioen. Maar ik had nog helemaal geen zin om te stoppen met werken. Philips was een van de subsidiegevers van STT en de heer Van Houten, lid van de Raad van Bestuur, was bestuurslid van STT. Van Houten was enige tijd mijn baas. Ik kende STT dus al een beetje en was gefascineerd door het werk dat de stichting deed.'
'Toen mijn pensioendatum naderde, zocht ik contact met André Sjoerdsma en vroeg hem of ik projectleider kon worden. Sjoerdsma vond dat een lastige vraag, hij had liever jonge projectleiders en ik was al zestig jaar. Hij antwoordde dat ik te duur was. Ik gaf aan dat ik er niets mee hoefde te verdienen, ik vond het gewoon leuk om te doen. Maar dat paste niet in zijn beleid, dus vroeg ik hem of ik mijn vraag aan de voorzitter van het bestuur mocht voorleggen. Dat kon hij natuurlijk moeilijk verbieden. Ik heb de toenmalige voorzitter, de heer Koumans, nog diezelfde dag gebeld. Wat bleek? Diezelfde avond zou de bestuursvergadering van STT plaatsvinden en omdat André Sjoerdsma met pensioen zou gaan, was een van de agendapunten de openstaande vacature voor directeur. Koumans vroeg mij na die vergadering of ik wellicht geïnteresseerd was in de functie van directeur STT. Die vraag had ik niet verwacht. Maar ik vond het ontzettend leuk, het concept en de problematiek spraken mij enorm aan. Ik besloot de sollicitatieprocedure in te gaan, voerde een aantal gesprekken met projectleiders en bestuursleden en kreeg de baan.'
Buitenwereld zat niet stil
'André Sjoerdsma liet een mooie organisatie achter, daaraan wilde ik niets veranderen. Ik richtte mij allereerst op de wereld om STT heen. Toen STT in 1968 werd opgericht, was het de enige organisatie in Nederland die toekomstverkenningen op technisch gebied uitvoerde. Sjoerdsma had daar een erg originele aanpak voor ontwikkeld. Het sterkste punt daaruit vond ik dat hij er gedurende de verkenning steeds meer mensen bij betrok. Maar de buitenwereld zat natuurlijk niet stil en inmiddels waren er meer instanties gekomen die soortgelijke projecten op verschillende gebieden uitvoerden, zoals het Rathenau Instituut (oorspronkelijk Nota, naar het voorbeeld van OTA in de Verenigde Staten) en STG (Stuurgroep Toekomst Gezondheidszorg). Dat betekende dat wij onze positie in de gaten moesten houden. STT richtte zich op technologische ontwikkelingen die een gunstig of ongunstig effect op de samenleving zouden hebben. Innovatie was in die tijd het toverwoord en ik gaf al vrij snel specifiek prioriteit aan de implementatie van de nieuwe technieken. Zo konden naar mijn gevoel nieuwe technologieën draagvlak in de samenleving krijgen.'
Verkenning over nanotechnologie
'Timing was een belangrijk criterium voor de projecten van STT. De onderliggende technologie moest levensvatbaar zijn en er moesten voldoende deskundigen en belanghebbenden in Nederland zijn om de betekenis ervan voor de samenleving te kunnen beoordelen. Een aantal mensen adviseerde mij om een verkenning over nanotechnologie te doen. Ik ben toen op bezoek geweest bij Eric Drexler in de Verenigde Staten, een autoriteit op dat gebied. Hij maakte motortjes van moleculen die zich in een bloedvat konden verplaatsen en daar de “fouten” konden ontdekken. In die tijd was niemand in Nederland daar nog mee bezig en was er jammer genoeg geen draagvlak voor te vormen. Een paar jaar later was de tijd er wel rijp voor en heeft Arthur ten Wolde de toekomstverkenning nanotechnologie uitgevoerd, overigens met een aanzienlijke internationale inbreng.'
Duurzaamheid en recycling
'In de jaren dat ik directeur van STT was, won de discussie rondom duurzaamheid en recycling aan belang. Bij het bedrijfsleven was daar nog veel weerstand tegen vanwege de ingrijpende, veelal nog onbekende, veranderingen in organisatie en vooral werkgelegenheid. Naar mijn mening was die weerstand voor een belangrijk deel gebaseerd op het feit dat men niet wist hoe het werk in een duurzame omgeving er uit zou kunnen zien. Als we daar een zicht op zouden kunnen ontwikkelen, zou dat de acceptatie kunnen versnellen. Die ideeën had ik opgepikt uit een Amerikaans artikel over “Jobs in a sustainable economy”.
Het was duidelijk nog te vroeg. STT heeft op dat moment niet op dit onderwerp doorgepakt en er is geen verkenning opgestart. Het was wel het thema van het lustrumsymposium ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van STT in 1993. Daar is een aantal oudbestuursleden en gezaghebbende Nederlanders gevraagd zich 25 jaar in de toekomst te verplaatsen, naar 2018 dus, en de toehoorders te vertellen welk werk zij in dat jaar deden. Zo wilden we laten zien dat er geheel nieuwe werkzaamheden en banen in de nieuwe economie zouden komen.
Een paar jaar later, toen de tijd er wel rijp voor was, hebben Arie Korbijn en Rifka Weehuizen deze uitgangspunten meegenomen in hun verkenningen 58 en 63, respectievelijk Gezonde productiviteit, innoveren voor betere arbeidsomstandigheden en Toekomst@werk.nl.'
Onderwerpen voor verkenningen
'Ik vond het altijd een uitdaging om vernieuwende onderwerpen voor verkenningen aan te dragen. Samen met de projectleiders maakten wij een lijstje met mogelijke onderwerpen, daarbij keken we natuurlijk naar wat er in Nederland en Europa maar ook in de Verenigde Staten gebeurde. Per onderwerp voerden wij een voorstudie uit bestaande uit een paar A4-tjes waarin onder meer was opgenomen: het belang van dit onderwerp, de scope, welke instanties er in Nederland op dat moment mee bezig waren, wat de state of-the-art was en waarom STT dat zou willen onderzoeken. Op basis daarvan kozen het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur het onderwerp voor de komende verkenning.'
Informatisering
'Voor zover ik weet, hebben we nooit een serieuze studie gemaakt van de maatschappelijke implicaties van de informatisering. Terwijl de informatietechnologie tot een volkomen nieuwe invulling van de communicatie op alle terreinen van de menselijke samenleving leidt. Het belang ervan is vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst. In feite speelt het in alle STT-studies al een rol.
Ik weet nog dat André Sjoerdsma destijds tegen de invoering van de fax als communicatiemiddel was, vanwege de inpassing in de bestaande archivering. Ik had daar geen problemen mee. Ik had weer moeite met internet, vanwege de onduidelijke herkomst van de informatie, maar dat voerde Erik van de Linde na mijn vertrek onmiddellijk in. Blijkbaar lopen ook STTdirecteuren nog wel eens achter de toekomst aan.'
Omvang en bestaansrecht
'STT is in al die 50 jaar relatief klein gebleven: een directeur, drie tot vier projectleiders afhankelijk van het aantal projecten, een office manager en twee of drie projectsecretaresses. Maar de schil eromheen is groot. Die schil bestaat uit mensen met visie en invloed. In een tijd dat alles weer groeit, vind ik het juist goed dat STT er aan vasthoudt om de huidige omvang te behouden. Ook de onafhankelijkheid vind ik een groot goed.'
'Wat ik opvallend vind, is dat je nooit hoort dat STT wordt geëvalueerd. Maar ja, hoe beoordeel je de maatschappelijke bijdrage aan de samenleving? Gevoelsmatig zeg je dat het enorm belangrijk is dat er een organisatie als STT is die er systematisch mee omgaat er zorg aan besteedt en er mensen bij betrekt. Ik denk dat als STT zou verdwijnen, het gat dat dan ontstaat, betrekkelijk snel wordt gevuld. Er zijn verschillende organisaties die soortgelijke ambities hebben. Ik wil niet zeggen dat STT onmisbaar is, maar ze levert wel een belangrijke bijdrage aan het inbedden van nieuwe technische mogelijkheden in de samenleving. Die kunnen een beperkte functie betreffen, maar ook een hele sector op zijn kop zetten. Neem de opkomst van de elektrische auto. Daar hoeft STT al geen studie meer aan te wijden.'
Continuïteit garanderen
'Ik heb er vier mooie jaren gehad. André Sjoerdsma heeft het 23 jaar gedaan, dat was goed. Maar het was duidelijk dat het bestuur niet weer iemand voor zo’n lange tijd wilde aanstellen. Ik heb mezelf een beetje een tussenpaus gevoeld. De continuïteit van de organisatie garanderen. Dat is gelukt, mede dankzij de steun van en goede samenwerking met Marjan van Zwieteren. De heren na mij pakten ieder op hun manier heel goed door. Ik verwacht dat er nog een mooie toekomst voor STT is. Ik wens ze toe dat ze effect kunnen blijven sorteren met hun studies, dat ze er veel respons op krijgen en de toegevoegde waarde ervan kunnen traceren.’