Een interview met huidig STT-voorzitter Karel Luyben

Sinds eind oktober 2017 is Karel Luyben, toen nog Rector Magnificus van de Technische Universiteit Delft, de voorzitter van STT. Hij volgde in die functie Rein Willems op. ‘Mijn periode als Rector Magnificus van de TU Delft liep ten einde en ze dachten bij STT waar- schijnlijk dat ik tijd zou hebben voor andere “klussen”. '

Datum 31 mei 2018
Auteur STT

'Natuurlijk zei ik “Ja” tegen STT, maar buiten deze voorzittersfunctie heb ik nog een groot aantal andere bezigheden, waaronder een aanstelling bij de TU Delft.’

Karel Luyben, STT-voorzitter sinds 2017

Waarom zei u “Ja” tegen STT?
‘Ik ken een aantal bestuursleden van STT al geruime tijd. En natuurlijk ken ik de huidige directeur Patrick van der Duin goed. Hij is afkomstig van de TU Delft en ik had nauwe contacten met hem toen hij voorzitter van de Programmaraad van Studium Generale was. [Lachend] En ja, als mensen die ik goed ken denken dat ik geschikt ben om als voorzitter van STT te fungeren, dan vind ik het moeilijk om “Nee” te zeggen.' 

Het onderwerp toekomst en techniek ligt mij na aan het hart. Als je Rector Magnificus van de grootste en oudste technische universiteit van Nederland bent geweest, dan is de Stichting Toekomstbeeld der Techniek een mooie manier om door te pakken. Het afgelopen jaar was ik zelf ook bezig met het kijken naar de toekomst. In januari 2017 gaf ik de jaarlijkse Dies Natalis-lezing in het kader van het 175-jarig bestaan van de TU Delft. Het thema van die lezing was Technology for life. In die lezing probeerde ik vooruit te kijken naar het eeuwige leven en de levensverwachting van mensen en de bijdrage van de technologie hierin. Op het werkgebied van STT dus...’


Wat gaat u STT brengen?
‘Mijn bestuurlijke netwerk en mijn ervaring in het domein Techniek waar ik als hoogleraar in heb gewerkt. STT moet ook in de toekomst een solide positie behouden en daar wil ik ze bij ondersteunen. Dat gaan we onder meer doen door partijen die contribuant willen worden de meerwaarde van STT te tonen. Verder wil ik graag met ze meedenken over onderwerpen voor toekomstige verkenningen.’


Wat is de meerwaarde van STT?
‘Ik ben nog niet zo lang direct bij STT betrokken, dus daar heb ik nog niet zo’n scherp beeld van. Dat is misschien ook wel goed. Dan krijg ik niet alleen een beeld van die meerwaarde, maar kan ik tegelijkertijd zien of er voldoende meerwaarde is en zo ja voor wie. In mijn gesprek over mijn rol bij STT stelde ik de vraag hoe STT zich verhoudt tot bijvoorbeeld het AWTI, het Rathenau en andere soortgelijke organisaties. De onderscheidende factor van STT moet mij duidelijk zijn, want als je voorzitter van STT bent en je kunt dit niet helder formuleren, dan zit je niet op de goede plek.’

Vindt u dat de contribuanten ook beter moeten worden van hun ‘lidmaatschap’ van STT?
‘Een tegenprestatie voor de contributie die organisaties en instellingen betalen, zou niet altijd nodig moeten zijn. Ik begrijp dat de zakenwereld daar anders tegenaan kijkt, maar het zou goed zijn als zij de financiële component minder prioriteit zouden geven. Als ze STT een interessante organisatie vinden, zouden ze ons wat mij betreft best mogen steunen zonder echte tegenprestatie. Zeker voor grotere bedrijven is onze contributie geen rib uit het lijf.'

STT is een dynamische organisatie. Nieuwe partijen zijn altijd welkom.

'STT biedt hen een interessant netwerk. Bedrijven, instellingen en overheden zijn doorgaans voor een aantal jaar aan STT verbonden. Dat betekent dat de samenstelling van het Algemeen Bestuur van STT, waarin alle contribuanten zijn verenigd, regelmatig wisselt. Dat is wat mij betreft prima. STT is een dynamische organisatie. Nieuwe partijen zijn altijd welkom en gelukkig slaagt directeur Patrick van der Duin er in om hen enthousiast te maken om bij STT aan te sluiten.’

Oud-politicus Jan Terlouw uitte onlangs zijn bezorgdheid over de omvang en impact van technologische ontwikkelingen. Hoe kijkt u daar tegenaan?
‘Alles wat er is als je op de wereld komt, is een gegeven en dat beschouw je niet als nieuwe technologie. Sterker nog, je beschouwt het überhaupt niet als technologie. De kinderen die de afgelopen tien jaar zijn geboren, weten niet beter dat de auto een stekker heeft of dat je er benzine of diesel in gooit. Alles wat tussen je tweede en pakweg 35ste levensjaar wordt ontwikkeld, beschouw je veelal als spannend, leuk en uitdagend en accepteer je als nieuwe technologie. Na je 35ste wordt het soms lastiger. Spreekt de technologie je niet aan, dan ervaar je het als niet goed en ge- vaarlijk. Ik bemerk bij mijzelf dat ik mij op het moment dat er een nieuwe technologie wordt gepresenteerd steeds vaker afvraag, of we er als maatschappij voldoende over hebben gedebatteerd. Zijn de vragen gesteld: “Als we het ontwikkelen, hoe ontwikkelen we het, voor wie ontwikkelen we het, waar gaan we het toepassen, hoe zien we op het gebruik toe, wat is de regelgeving, wat is het ethische aspect?” Die vragen stelde ik mij toen ik twintig jaar oud was niet of nauwelijks. Dat wil niet zeggen dat ik angst heb voor nieuwe technologieën, maar ik heb wel meer oog voor de positionering van die technologie. Dat is typisch iets wat met de jaren komt, denk ik…’

'Er zijn wel degelijk scenario’s denkbaar die kunnen aantonen dat de mensheid overbodig wordt. Maar is dat erg?' — Karel Luyben

‘Terlouw zegt dat techniek ons de baas wordt. Daar ben ik het niet mee eens. Ik wil niet in doemscenario’s denken. Maar ik realiseer mij wel dat als wij niet op de juiste manier met robotica en Artificial Intelligence omgaan en dit op een onverantwoorde wijze inzetten, technologie de wereld op termijn kan overnemen. Wij zijn niet het eindproduct van de evolutie. De evolutie vindt op een andere tijdschaal plaats dan de ontwikkeling van technologie. Dit laatste gaat veel sneller. In het boek Homo Deus van Yuval Noah Harari wordt een potentieel wereldbeeld geschetst waarin de wereld wordt overgenomen door een anorganisch fenomeen. Zouden robots robots creëren en bouwen, dan hebben we geen organische systemen meer nodig en kan alles in anorganische materialen worden gebouwd. Er zijn dus wel degelijk scenario’s denkbaar die kunnen aantonen dat de mensheid overbodig wordt. Maar als de mensheid niet het eindproduct is, is dat dan erg?’