André Sjoerdsma: ‘STT fungeert als katalysator’

Hij begon op 1 augustus 1968 met een leeg bureau en een lege kast. Inmiddels de 90 gepasseerd, maar nog steeds een bevlogen verteller. Zeker als het STT betreft. André Sjoerdsma, de directeur die bijna de helft van de jaren dat STT bestaat aan het roer stond.

Datum 31 mei 2018
Auteur STT

Het is 2018. André Sjoerdsma wordt geïnterviewd ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van Stichting Toekomstbeeld der Techniek. Zonder aarzeling rollen namen, data en gebeurtenissen uit zijn mond, ‘gelukkig functioneert het geheugen nog goed’. André neemt ons mee naar het midden van de jaren zestig, de tijd van rock & roll, Dolle Mina’s en Provo’s. Maar ook de tijd waarin toekomstonderzoek in Nederland nog in de kinderschoenen stond en de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) vorm kreeg.

André Sjoerdsma, STT-directeur van 1968 tot 1991

Het begon met een rapport
In 1964 bracht de RAND Corporation in de Verenigde Staten een rapport uit. RAND, in die tijd een gezaghebbend instituut, voerde toen al zogenaamde foresight studies uit op het snijvlak van techniek en samenleving. In dat rapport werd de toekomst van een aantal facetten van de samenleving op een systematische manier gepresenteerd. Dat rapport bereikte Jaap Smit, Adviseur inzake de Organisatie van de Rijksdienst en in die functie toen de hoogste ambtenaar in Nederland. De inhoud sprak hem ongetwijfeld aan, want in 1967 hield hij voor het KIVI, het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs, een lezing over dit onderwerp. Hij adviseerde het KIVI zich meer bezig te gaan houden met toekomstige technische ontwikkelingen en daarvoor als het ware de spil in de samenleving te worden.

In Nederland heerste toen de tijdgeest van streven naar een “maakbare samenleving”. Het moest allemaal anders, weg met het oude, we zouden het gaan maken zoals we dachten dat het hoorde. Naar aanleiding van de lezing van Smit, richtte het KIVI een gespreksgroep op om dit idee verder uit te werken. Duidelijk was al snel dat het KIVI dit niet zelf moest doen, daarvoor waren ze niet geëquipeerd, het idee was om daarvoor een stichting op te richten. Die stichting moest zelfstandig acteren, met een eigen directeur en een eigen organisatie. Zo geschiedde en op 29 februari 1968 werd de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) opgericht en het bestuur samengesteld. Maar met een bestuur alleen ben je er natuurlijk niet. De organisatie moest worden opgezet en gaan werken, dus ging men op zoek naar een directeur.

Ik had uitsluitend een blocnote, een gum en een potlood. En die drie dingen had ik zelf van huis meegenomen. — Andre Sjoerdsma

Verbazing…
Ik werkte al twintig jaar als beroepsofficier bij de Koninklijke Luchtmacht en was op zoek naar een nieuwe uitdaging. Mijn benedenbuurman, ir. Jan van Os, was de toenmalige hoofdredacteur van het weekblad van het KIVI “De Ingenieur”. Hij had gehoord dat ik op zoek was naar een andere baan en dacht dat de baan van directeur bij STT mij wel zou passen. Ik kreeg een afspraak met het bestuur voor een eerste kennismaking en viel van de ene verbazing in de andere. Het gesprek vond plaats in de Huygenskamer van het KIVI-pand. Er waren tien mannen aanwezig. Het was er een heksenketel: die mannen spraken allemaal door elkaar heen en schreven van alles op een flipover. Te midden van dat tumult zat de heer Schepers wat voorovergebogen op zijn stoel. Op een gegeven ogenblik rechtte hij zijn rug en werd het stil. Heel zachtjes sprak hij: “Heren, we gaan het zo doen.” Niemand sprak hem tegen, het was zo’n charismatische man. Ik kreeg de indruk dat men mij graag als directeur van STT wilde aanstellen. Ik heb “Ja” gezegd.

Op 1 augustus 1968 startte ik mijn werkzaamheden bij STT. Mijn werkkamer bevond zich op de tweede verdieping van het voorhuis. Het was, als ik er achteraf op terugkijk, best een vreemde situatie. Niemand wist wat ik moest doen, laat staan hoe ik het moest doen en niemand wist of het wat zou worden. In de statuten van STT stond dat het doel van de stichting was het signaleren van toekomstige technische ontwikkelingen en het onderzoeken van de mogelijke maatschappelijke consequenties daarvan. De resultaten van die studies moest STT publiceren zodat de mensen die later met deze technische ontwikkelingen te maken zouden krijgen, zich daar alvast op konden voorbereiden. 

‘Het moest allemaal anders, weg met het oude…’ — André Sjoerdsma

Beleid
Ik begon met het formuleren van een beleid. Ik wilde de studies beperken tot maatschappelijke terreinen waarin techniek een belangrijke rol speelt en waar toen al of anders voorzienbaar in de toekomst problemen waren te verwachten. Ik zette voor mijzelf op een rijtje op welke maatschappelijke terreinen techniek een belangrijke rol speelde. Denk hierbij aan energievoorziening, volksgezondheid, voeding, milieu... Ik legde die speerpunten voor aan het Dagelijks Bestuur en hun reactie was positief. Ook kreeg ik de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de toekomststudies.

Visitekaartje
Mijn plan was om een publicatie op te stellen die het visitekaartje van STT moest worden, op een terrein waarop we iets zouden kunnen betekenen. Dat werd STT 5 De overgangsprocedures in het verkeer, verschenen in 1969, onder redactie van prof.ir. J.L.A. Cuperus. Deze publicatie ging uit van een knelpunt door de verschillende vormen van vervoer: zeevaart, binnenvaart, wegverkeer, railverkeer en luchtverkeer. Bij het vervoer van personen of goederen wordt vaak van meer dan één vervoersmodus gebruik gemaakt. De overgangsprocedures daartussen verliepen nogal eens moeizaam en dat moest veel efficiënter kunnen. Dan zouden de wachttijden in het vervoer worden ver-kort en het vervoer veel doelmatiger zijn. Ik zorgde er-voor dat deze publicatie er aantrekkelijk uitzag, op glanzend papier, met foto’s, het was immers ons visitekaartje. De publicatie heeft behoorlijk wat publiciteit gekregen.

Sjoerdsma: "Mijn plan was om een publicatie op te stellen die het visitekaartje van STT moest worden, op een terrein waarop we iets zouden kunnen betekenen. Dat werd STT 5".

Opzet stuurgroep en werkgroepen
Natuurlijk was het voor mij niet mogelijk om alle studies zelf uit te voeren of te begeleiden. Dus bedacht ik het volgende. Wanneer ik een bepaald terrein voor een studie had bepaald, zou ik gaan zoeken welke takken van wetenschap buiten techniek bij dat onderwerp betrokken waren. Bij een studie over gezondheid zou ik er artsen bij betrekken. Had de studie een economische insteek, dan wilde ik er een topeconoom bij halen. Daarbij maakte ik gebruik van het netwerk van het Algemeen Bestuur. Ik wilde de beste mensen die op hun gebied verantwoordelijkheid droegen. Deze mensen vormde ik tot een stuurgroep, waarmee de projectleider in overleg ging. De projectleider stelde in overleg met de stuurgroep werkgroepen samen van mensen uit de diverse vakgebieden, die ideeën voor toekomstige ontwikkelingen bedachten en bespraken. Dit is tot vandaag de dag een goed concept gebleken. 

Secretariële ondersteuning
Ik zat in het begin in mijn eentje op het STT-kantoor en moest naast de werkzaamheden voor de studies, ook de secretariële en administratieve werkzaamheden verzorgen. Dat werd al snel te veel. Ik heb toen met ir. Jan Ligthart, destijds algemeen secretaris van het KIVI, afgesproken dat een typiste van het KIVI, Heleen Tanis, ook voor mij zou gaan werken. Een geweldig fijne meid, ze was pas 18 jaar toen ik haar in december 1968 als secretaresse aannam. Zij werd in 1970 opgevolgd door Willy Wilbers. Willy werd in 1972 projectsecretaresse. Marjan van Zwieteren kwam in december 1972 als directiesecretaresse in dienst, met haar heb ik tot mijn pensioen in 1991 met veel plezier samengewerkt. Zonder deze bijzondere vrouwen, maar ook de dames die er later bijkwamen, was STT niet haalbaar geweest.

Tekstverwerker
Op 1 januari 1970 startte de eerste projectleider: ir. Piet Blok. De leden van de werkgroepen schreven de bijdragen en de projectleider bundelde ze. Vervolgens redigeerde ik het geheel of vulde het aan. Omdat er toen nog geen computers waren, nam ik hele stapels papier mee naar huis. Ik haalde alle type- en grammaticale fouten eruit en zorgde ervoor dat het geheel in één stijl werd geschreven. Niet vreemd wellicht dat STT in 1975 zowat de eerste in Nederland was met een tekstverwerker.

Computer Terminal - Research INC, Teleray circa 1975 | Source: Museums Victoria | Copyright Museums Victoria / CC BY (Licensed as Attribution 4.0 International)

Ik had er bewust voor gekozen om een projectleider voor de duur van maximaal twee projecten aan te nemen. Ik vreesde namelijk dat als zo iemand langer zou blijven, hij of zij geen nieuwe en moderne ideeën meer zou hebben. STT is immers op de toekomst gericht. Andere eis was dat ze jong moesten zijn en een paar jaar als ingenieur ervaring hadden in het bedrijfsleven. Tijdens het sollicitatiegesprek gaf ik dit altijd gelijk aan. Daarbij zei ik wel dat zij bij het verlaten van STT veel meer en op een hoger niveau ervaring zouden hebben opgedaan dan wanneer ze bij hun oude werkgever zouden blijven, zodat zij zonder enige moeite een andere betrekking zouden vinden. Ik heb in mijn 23 jaar STT zo’n twintig projectleiders aangenomen.

Ik was en bleef ondersteunend voor de projectleiders. Het Algemeen Bestuur “gebruikte” ik als vaste punten in mijn netwerk. Het Dagelijks Bestuur bestond in mijn tijd uit vijf personen met een zittingsduur van maximaal tien jaar. De leden van het Algemeen Bestuur hadden een zittingsduur van maximaal vijf jaar. Ik had een staffel van aftreden gemaakt zodat er ook in het bestuur steeds vernieuwing was.

Symposia
Na afronding van een verkenning werd tijdens een groot symposium de eindpublicatie gepresenteerd. Het was toen heel gebruikelijk dat wij – aanvankelijk met hulp van het KIVI – symposia organiseerden met meer dan 500 deelnemers. Altijd waren er hoogwaardigheidsbekleders bij, zoals topmensen uit het bedrijfsleven en ministers. Ook Prins Claus woonde enkele van onze symposia bij, met hem had ik een goede verstandhouding.

Financiën
Onze kosten bestonden voor het grootste deel uit personeelskosten; de overige kosten werden besteed aan publicaties en het organiseren van symposia. De inkomsten bestonden voornameijk uit subsidies van overheid, instellingen en bedrijfsleven. De werving en instandhouding van die subsidies behoorden tot de taak van de directeur, die daarbij door bestuursleden werd gesteund.

Wat als de aardolie twee keer zo duur wordt...
Ik ben het meest trots op STT 19 Energy conservation: ways and means. Deze (Engelstalige) publicatie is over de hele wereld verspreid.

Deskundigen zeiden: "Dat kan niet en gebeurt niet, want dan stort de wereldeconomie in.”

In 1971 zei professor Broeze, destijds oud-directeur van het Shell Lab in Amsterdam, tegen mij: “Je zou eens moeten onderzoeken wat er gaat gebeuren als de aardolie twee keer zo duur wordt.” Sommige deskundigen zeiden: “Dat kan niet en gebeurt niet, want dan stort de wereldeconomie in.” Toen in 1973 onze studie 'Energy Conservation' klaar was, ontstond de eerste oliecrisis met de befaamde autoloze zondagen en een olie-embargo op Nederland. Toen ben ik met de publicatie onder mijn arm, naar de toenmalige Minister van Economische Zaken, Ruud Lubbers, gegaan. “Excellentie, hier staat in wat u moet doen en ik bied u de medewerking van onze stuurgroep aan.” Dat gebeurde. De stuurgroep werd omgedoopt tot Landelijke Stuurgroep Energieonderzoek, de huidige Energieraad.

De verkenning was ook aanleiding voor een hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in de Verenigde Staten om een internationale werkgroep over toekomstig energiebeleid te formeren. Over de hele wereld werden workshops gehouden, tot in Japan toe. Ik nam daaraan deel voor Nederland. Verder werden wereldwijd drie vuistdikke rapporten over dit onderwerp gepresenteerd.

STT als katalysator
Het was voor mij een must dat de deskundigen die ik bij de studies betrok, allemaal zelf verantwoordelijkheid in het betreffende vakgebied droegen. Zo had ik voor STT 5 de topmensen uit de vervoerssector bij mij aan tafel. Een van hen zei: “Weet u wel meneer Sjoerdsma, dat dit de eerste keer is dat we bij elkaar aan tafel zitten?” Dat was winst, de heren kenden elkaar voordien niet eens. STT kwam niet met oplossingen, dat werd ook niet van ons verwacht. We fungeerden als katalysator en dat is nu nog steeds het geval.’

Minister van Economische Zaken Ruud Lubbers tijdens de presentatie van STT 19 Energy conservation: ways and means in 1974 in de Jaarbeurs in Utrecht.

Het eerste bestuur van STT bestond uit:

  • ir. L. Schepers, commissaris Koninklijke Shell Groep, voorzitter
  • dr. H. van Driel, oud-directeur Research Koninklijke Shell Groep, vicevoorzitter
  • ir. J. Smit, Rijksdienst, secretaris
  • ir. B.W. te Kronnie, waarnemend president Raad van Bestuur Hollandsche Betongroep, penningmeester
  • prof.ir. D.G.H. Latzko, TH Delft
  • prof.dr. J. Boldingh, directeur Unilever Research
  • prof.ir. J.J. Broeze, TH Delft
  • prof.ir. H. Kramers, Raad van Bestuur AKZO
  • dr.ir. H. Rinia, directeur Philips NatLab
  • prof.ir. H.W. Slotboom, voorzitter Nijverheidsorganisatie TNO
  • ir. G.W. van Stein Callenfels, directeur Research Koninklijke Hoogovens
  • prof.dr. J.W. Tesch, voorzitter Gezondheidsorganisatie TNO
  • dr. J.Ch.W. Verstege, directeur-generaal voor de Statistiek