IJsberenplaag op de veluwe

De essays in dit boek vormen een palet, dat niet volledig is. Langs de as van omgeving -ruimte, infrastructuur, energie, robotica- naar de mens -onderwijs, ziekten, maakbare mens, vergrijzing- passeren we een aantal tussenstations - democratie en technologie, economie en wereldorde, conflicthantering.

Datum 1 juni 2007
Toekomstonderzoeker Bernard Verlaan

Woord vooraf

Dit boek maakt deel uit van een operatie die Horizonscan heet. Dit boek is een tussenstap. De Horizonscan-activiteiten van de Commissie van Overleg Sectorraden voor Onderzoek en Ontwikkeling (COS) hebben meerdere producten opgeleverd; zie daarvoor haar eindrapport. Met deze horizonscan echter wordt ook een begin gemaakt met het formuleren van een toekomstgerichte onderzoeksagenda voor Nederland. Deze operatie vindt plaats ten behoeve van overheid, onderzoekswereld en maatschappelijke actoren die toekomstgericht opereren en er baat bij vinden om voorbij de horizon te kijken. De COS werkt in Europees verband actief mee aan een Europese Toekomstgerichte Onderzoeksagenda.

Omgaan met onzekerheid zonder verlammingsverschijnselen, dat is de competentie waarop na lezing is te hopen. De toekomst ligt in het verschiet, maar voor ons redacteuren ligt de toekomst ook achter ons: dit boek over toekomsten is gereed. De teksten zingen zich vanaf nu los van de schrijvers, gaan in op de lezer. U kunt op reis in toekomsten. Ze zullen u beangstigen. En soms ook hoop doen gloren.

De essays in dit boek vormen een palet, dat niet volledig is. Langs de as van omgeving - ruimte, infrastructuur, energie, robotica - naar de mens - onderwijs, ziekten, maakbare mens, vergrijzing - passeren we een aantal tussenstations - democratie en technologie, economie en wereldorde, conflicthantering.

De essays zijn geen voorspellingen die voortvloeien uit streng geformuleerde causale theorieën. Op het complexiteitsniveau dat hier is aangeraakt, bestaan dergelijke theorieën niet. Een gezaghebbende instantie in Stanford formuleerde onlangs de stelling dat in de maatschappijwetenschappen binnen vijfentwintig jaar de chaostheorie de causale analyse zal hebben verdrongen als dominante benadering. Chaostheorie leidt in toepassingen nu juist tot principiële onvoorspelbaarheid.

U gaat dus op reis zonder eindbestemming of zekerheid. Gedurende uw barre tochten zult u eigen ontwerpen gaan vervaardigen. Aanvankelijk nog met schroom, als een beginnende aquarellist. Geleidelijk zult u zich verheugen in eigen inventiviteit. Met behulp van de in sommige essays gevonden methoden verfijnt u vervolgens eigen creaties. Niet louter cognitief, maar met een mengeling van intuïtie, emotie en kennis.

Dit boek is dus geen kompas, maar een uitnodiging. Tal van magneten in de buurt verhinderen dat het kompas aan zou kunnen geven waar het noorden ligt. "Ten noorden van" gaat ook vanzelf over "ten zuiden van". Voor zover er ordening is te vinden, draagt ze een complex karakter. Een koers te vinden vereist ook geen kompas. In de werelden van weten, kunnen en willen vindt u een koers door al uw competenties gelijktijdig te benutten. U beweegt zich niet voort als de lemming, maar als een vleermuis. Blind voor de waan van alledag maar niet doof voor de geluiden van de toekomst.

Prof. dr. Henriëtte Maassen van den Brink

Voorzitter Commissie van Overleg Sectorraden

Inleiding

Roel in ‘t veld
Hans van der Veen

-

There was a silence; then, clearing his throat, "Once upon a time,"

the Director began, "while our Ford was still on earth, there was a little boy called Reuben Rabinovitch. Reuben was the child of Polish-speaking parents."

The Director interrupted himself. "You know what Polish is, I suppose?"

"A dead language."

"Like French and German," added another student, officiously showing off his learning.

"And 'parent'?" questioned the D.H.C.

There was an uneasy silence. Several of the boys blushed. They had not yet learned to draw the significant but often very fine distinction between smut and pure science. One, at last, had the courage to raise a hand.

"Human beings used to be …" he hesitated; the blood rushed to his cheeks.

"Well, they used to be viviparous."

"Quite right." The Director nodded approvingly.

"And when the babies were decanted …"

"'Born,'" came the correction.

"Well, then they were the parents-I mean, not the babies, of course; the other ones." The poor boy was overwhelmed with confusion.

"In brief," the Director summed up, "the parents were the father and the mother." The smut that was really science fell with a crash into the boys'

eyeavoiding silence. "Mother," he repeated loudly rubbing in the science; and, leaning back in his chair, "These," he said gravely, "are unpleasant facts; I know it. But then most historical facts are unpleasant."

Uit: Aldous Huxley, Brave New World, 1932

Toekomstklassiekers als de boeken Utopia (More, 1516) en Brave New World (Huxley, 1932), maar ook 1984 (Orwell, 1948), The Time Machine (Wells, 1895), het oeuvre van Verne, Blokken (Bordewijk, 1931) en This Perfect Day (Levin, 1970), stellen ons net als de films Metropolis (1927), The Matrix trilogie (1999-2003) en de televisieseries Star Trek (vanaf 1966) en Raumschiff Orion (1966) voor een keuze. Ze bieden niet alleen inzicht in de fantasiewereld van hun makers, maar houden ons ook een spiegel voor: dit is waar wij mensen toe in staat zijn; willen we dat ook?

Met 'dit' is niet alleen de technische toekomst bedoeld, maar ook de sociaal-culturele. Ons vermogen ons in te leven in fictieve personages laat ons kanten van onszelf zien die we ons eerder niet konden voorstellen. De jubelstemming in utopieën slaat op ons over, de mistroostige zwartgalligheid van dystopieën stemt ons pessimistisch. Of beide genres tot actie aanzetten is een principieel niet te beantwoorden vraag. De toekomstverkenningen zijn als product in het hier en nu niet te verbinden aan de daadwerkelijke toekomst. Als de toekomst anders uitpakt, dan lag het verhaal aan de basis van nieuwe acties óf klopt het verhaal domweg niet. En hoe griezelig accuraat sommige voorspellingen ook blijken te zijn, een causaal verband tussen fictie en werkelijkheid is niet te bewijzen. We kunnen alleen maar gissen naar wat er gebeurd zou zijn als we een andere koers hadden gekozen.

Hoe zit het met toekomstvoorspellingen van wetenschappelijke en beleidsmatige herkomst? Zijn het rapport van de Club van Rome (1970) en zijn herziene versie Grenzen aan de Groei (1973), Future Shock (Toffler, 1979), Facing the Furture (Inter Future Study Group van de OECD, 1980) en de Beleidsgerichte Toekomst Verkenningen I, II en III (de Nederlandse variant daarop, 1982, 1983, 1984) in staat nieuwe, andere toekomsten in te leiden? Deze studies hebben eerder scepsis en een houding van egoïsme en materialisme gevoed; "après nous le déluge", bauwen we de maîtresse van Louis XV na. Maar kunnen we ons dezelfde decadentie als aan het hof van Versailles heerste permitteren? Zou Madame de Pompadour het zelf willen, wetende wat wij nu weten? Hedendaagse toekomstbeelden zijn niet altijd rooskleurig. De attitudes variëren van optimisme tot pessimisme, met een groot schouderophalen daartussen.

Kan een bundel als deze een agenderende werking hebben? De totstandkoming van dit boek staat mede in dienst van de agendering van belangrijke kennisvragen die moeten leiden tot onderzoek voor beleid in de toekomst. Legio voorbeelden laten zien dat onderzoeksagenda's nauw gerelateerd zijn aan beleidsagenda's en andere maatschappelijke agenda's. Voordat een kwestie op de beleidsagenda komt, is er sprake van een agenderingsproces. Er ontstaat druk op de overheid om het onderwerp prioriteit te geven. Zolang een thema op de beleidsagenda ontbreekt, is er onvoldoende publiek onderzoeksgeld voor. Zonder positie op de onderzoeksagenda zal geen vernieuwend onderzoek plaatsvinden en staan beleidsmakers en de sector zelf met lege handen. Een mooi, maar triest voorbeeld is de kennisagenda over duurzaam toerisme. Geen departement was eerder sterk geïnteresseerd. Wellicht is een kentering ophanden. Een vicieuze cirkel die de diverse betrokkenen bij het project Horizonscan trachten te doorbreken door het gevoelen van de civil society als nieuwe bron van betekenisgeving en prioritering in kaart te brengen. Dat is nodig, want de agendamakers van overheidsorganisaties, ngo's, kennisorganisaties en het bedrijfsleven moeten weten wat het bredere publiek aan wensdromen en nachtmerries over de toekomst kan bedenken. Niet alleen het verstandelijke of beredeneerde, maar juist ook het onberedeneerde en wellicht zelfs het onverstandige kan nieuwe perspectieven genereren. Deze essay-bundel is een deelproduct van het project Horizonscan, een uitnodiging tot toekomstdenken.

Op basis van de in de Horizonscan ontstane inventarisatie zijn auteurs uitgenodigd een essay te schrijven. Ze zijn daarbij vrij geweest in opzet en werkwijze. Sommige essays zijn opgezet als verkenningen vanuit het heden in de richting van mogelijke toekomsten, terwijl andere een vertrekpunt kiezen vanuit een tijdstip in de toekomst en een vertelling of ook verklaring aanreiken voor het antwoord op de vraag hoe het zo gekomen is. De eerste soort essays krijgt te maken met de twijfel van de lezer over het willekeurige karakter van door de auteur gemaakte keuzen bij bifurcaties. De tweede soort heeft als handicap dat de lezer mogelijk al afhaakt bij het begin omdat geen herkenning tot stand komt bij kennisname van het vertrekpunt. Daarnaast zijn in sommige essays beleidsaanbevelingen vervat terwijl bij andere de lezer radeloos achterblijft met onoplosbare vraagstukken. Wij beschouwen deze variëteit als rijkdom en als handreiking aan de lezer om eigen toekomst-exercities ook in te kleden als gevarieerde gedachte-experimenten.

In een twaalftal essays schrijven wetenschappers, journalisten en ambtenaren over uiteenlopende onderwerpen die zij zelf als kernuitdaging zien. Napoleon noemde Nederland 'het slib van de Rijn'. Van Kasteren gaat in op de ruimtelijke ontwikkelingen van ons slib. Schueler benoemt de dilemma's en voorbeelden van goede praktijk betreffende het vervoer van mensen, goederen en informatie in haar essay over infrastructuur. Van der Linde blikt vanuit de toekomst terug op de geopolitieke ontwikkelingen rond energie. In hun essay over robotica laten Klapwijk en van Rij zien dat westerse opvattingen over robots en kunstmatige intelligentie verschillen van die van Japan en stellen zij een aantal strategieën voor een soepele invoering van deze innovaties in Nederland voor. Eschen staat stil bij de relatie tussen technologische mogelijkheden en democratie. Rademaker presenteert, startend vanuit globalisering, dilemma's en verwachtingen voor de wereldorde en oppert de rhizoom als perspectief voor nieuwe samenwerkingsverbanden. In de essays van Junne en van Te Velde en Slootweg worden de contouren van Nederland als conflictbemiddelaar geschetst. Groot en Maassen van den Brink schrijven over onderwijs en arbeid en presenteren drie voorstellen voor nieuw beleid. Martens gaat in op de mogelijke effecten van globalisering en klimaatsverandering op infectieziekten. De maakbare en zelfmuterende mens is het onderwerp van het essay van Hendriks. In het laatste essay van deze bundel betoogt Heemskerk dat de talrijke vitale en gezonde grijze mensen in 2050 een zegen zijn voor de samenleving. Het hoofdstuk Samenvatting zet voor u de conclusies van de essayisten zelf puntsgewijs op een rij. In het slothoofdstuk reflecteren de redactieleden op het gestelde en brengen een aantal dwarsverbanden aan in de hoop dat u dat later ook zult doen; onafhankelijk, zelfstandig en met eenzelfde vrijheid die de essayisten gegund is.

Deze bundel gaat niet over alles, en zelfs niet over iedere brandende kwestie. Daar waar iedereen al spreekt, zwijgen wij. Bijvoorbeeld over het klimaat: stijging van de zeespiegel, meer water door de rivieren, wie heeft het er niet over? Ook daar zijn echter geen zekerheden en geen geheel van voorspelbare ontwikkelingen. Sommigen menen dat zich heel wel binnen zeer korte tijd in onze regio een nieuwe ijstijd zou kunnen aandienen. Uit eerbetoon aan de onvoorspelbaarheid hebben we de titel van onze bundel gekozen. Een ijsberenplaag op de Veluwe is niet principieel onmogelijk of uitgesloten. Zo is het in veel domeinen van ons leven.

Dit artikel is eerder verschenen in de bijlage Opinie & Debat van NRC Handelsblad van 16 september 2006.