Techniek als menselijk ontwerp

Dit boek laat zien dat de belangstelling van jongeren voor techniek niet zoals vaak gedacht wordt, verdwenen is. Onderwijs- en loopbaanroutes zijn wel aan vernieuwing toe. Ze dienen beter afgestemd te worden op het patchworkachtige componeergedrag van jongeren, positief gebruik te maken van verschillen tussen jongeren en goed aan te sluiten op de moderne, dynamische arbeidsmarkt waarin creatieve competenties aan belang winnen.

Datum 20 augustus 2005
Toekomstonderzoeker

Woord vooraf: Techniek met de paplepel

Techniek is overal en is van groot maatschappelijk belang. De afnemende waardering voor technische en natuurwetenschappelijke opleidingen en beroepen onder jongeren verbaast dan ook op het eerste gezicht. Die verbazing wordt minder, als we beseffen dat jongeren weinig kans krijgen om de creatieve, ontwerpende kant van techniek te ontdekken.

Het enthousiasme waarmee kinderen op het lustrumsymposium van 

STT/Beweton in november 2003 de aanwezige volwassenen vertelden over hun eigen ontwerp sprak boekdelen. Ze wisten precies uit te leggen hoe het ‘werktuigbouwkundige’ mechanisme in het kleurrijke, ingenieuze apparaat werkt dat voorkomt dat andere gezinsleden koekjes stelen uit de trommel.

De creatieve gerichtheid van de nieuwe generatie past bij techniek en bij  een innovatieve economie. De arbeidsmarkt is veel dynamischer dan voorheen. Loopbanen zijn steeds vaker gebaseerd op unieke combinaties van activiteiten en ervaringen. Creativiteit – het ontwikkelen van iets nieuws door uiteenlopende en soms ook tegengestelde elementen te combineren – wordt een steeds belangrijkere competentie. Bij het ontwikkelen van producten en diensten die zijn gebaseerd op technologie staat de creatieve synthese van maatschappelijke en technische inzichten centraal. Ontwerpafdelingen laten dan ook steeds vaker sociale wetenschappers en ingenieurs samenwerken om waardevolle producten en diensten te realiseren.

Wat is het dan jammer om te zien dat op de middelbare school zoveel belangstelling voor techniek verloren gaat, omdat de speelse en fantasievolle elementen van techniek ontbreken in het onderwijsprogramma. Hierdoor denken middelbare scholieren bij techniek vooral aan het maken van moeilijke sommetjes en het doen van experimenten, en niet aan het oplossen van problemen, het tot stand brengen van iets nieuws of het vervullen van behoeften.

We moeten nieuwe bruggen slaan tussen jongeren, techniek en onderwijs. Het is onze droom dat deze verkenning ertoe bijdraagt dat over vijf jaar op alle basisscholen en alle middelbare scholen het vak ontwerpen wordt gegeven, en dat daarbij projecten door leerlingen zelf worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld door in het middelbaar onderwijs leerlingen uit de niet-technische onderwijsstroom in teamverband te laten samenwerken met leerlingen uit de meer technische onderwijsstromen. Hierdoor ervaren ze dat het ontwerpen en ontwikkelen van oplossingen met behulp van techniek op het snijvlak van veel kennisgebieden en vaardigheden ligt, dat ze invloed hebben, en dat inzet, creativiteit en kennis beloond worden. Daardoor neemt het vertrouwen in de eigen capaciteit toe met een betere kans op een boeiende loopbaan.

Aan de verkenning heeft een keur van deskundigen met verschillende disciplinaire achtergronden meegewerkt. Hun boodschap is dat we oog moeten hebben voor de capaciteiten en mogelijkheden van kinderen en jongeren en deze beter moeten faciliteren in relatie tot techniek. Dat is een startpunt voor verandering. Daadwerkelijke veranderingen in het onderwijs en in bedrijven zijn noodzakelijk voor een eigentijdse koppeling tussen jongeren en techniek.

Wij kunnen niet vroeg genoeg beginnen enthousiasme en creativiteit te stimuleren en mogen hiermee nooit ophouden. Enthousiasme en creativiteit moeten synoniem blijven voor techniek.

Techniek moet daarom met de paplepel worden ingegeven.

Den Haag, maart 2005

ir. R.M.J. van der Meer
voorzitter STT/Beweton

mevr. prof.dr. H. Maassen van den Brink
voorzitter Commissie van Overleg Sectorraden COS

Inleiding | Jongeren betrekken bij techniek

De centrale vraag in deze verkenning is:
Welke ontmoetingen met techniek stimuleren een betrokken en levendige verhouding met techniek en zorgen voor voldoende belangstelling, kennis en kunde onder kinderen en jongeren met het oog op de verwezenlijking van maatschappelijke en economische doelstellingen?

Overheid, bedrijfsleven, en veel technische onderwijsinstellingen maken zich zorgen over de geringe instroom van leerlingen in technische en natuurwetenschappelijke studierichtingen. Eind 2003 is het Deltaplan bèta/techniek ingesteld door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Doel is het vergroten van het aantal leerlingen dat kiest voor een bèta-opleiding en vervolgens via een technische loopbaan bijdraagt aan de kenniseconomie. Dit doel is vooral ingegeven door ambities met betrekking tot de kenniseconomie zoals geformuleerd op de Europese top in Lissabon. Nederland wil uitgroeien tot een sterke competitieve en dynamische kenniseconomie met meer en betere banen en een sterke sociale cohesie.

Onderwijsvernieuwing, krachtige wetenschaps- en techniekcommunicatie, en het realiseren van aantrekkelijke functies en loopbanen voor bèta’s zijn de belangrijkste middelen om jongeren te interesseren voor leren en werken in de techniek. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de vernieuwing van het technisch onderwijs. Te denken valt aan de introductie van techniek op de basisschool, diverse herontwerpprojecten op het vmbo, mbo en hbo, projecten zoals Jet-Net en Ingenieur voor de klas, waarin leerlingen een professional uit het veld ontmoeten. Technische arbeidsorganisaties zijn in veel gevallen actief betrokken bij deze onderwijsvernieuwing en organiseren tevens projecten om loopbanen in de technische sector aantrekkelijk te maken. De acties uit het Deltaplan worden gecoördineerd door het Platform Bèta/Techniek.

In deze verkenning stellen we dat de vernieuwingsdoelen een stap verder moeten gaan, omdat er ook sprake is van een kwalitatief aansluitingsprobleem tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Door de toegenomen welvaart wordt de emotionele betekenis van producten en diensten belangrijker ten opzichte van de technisch-functionele betekenis. Dit vergt meer en een ander inzicht in de gebruiker van producten en diensten, waardoor ook het belang van het leggen van creatieve verbindingen tussen sociale en technische inzichten groeit. Creatieve synthese wordt naast technische deskundigheid een steeds belangrijkere concurrentiefactor. Vanuit dit perspectief is het vergroten van de bèta-uitstroom onvoldoende. Technische kennis wordt onvoldoende en niet effectief toegepast, omdat leerlingen in niet-technische onderwijsstromen nauwelijks begrip van techniek opbouwen en omdat de creatieve synthese van sociale en technische elementen te weinig aandacht krijgt in het onderwijs.

Het vergroten van de belangstelling voor techniek en natuurwetenschap en het bevorderen van creativiteit is vooral mogelijk als de scheiding tussen technische en niet-technische onderwijsstromen en banen wordt verminderd. Dit kan door ontwerpen te introduceren voor alle basisschoolleerlingen, middelbare schoolleerlingen, en in alle technische en niettechnische vervolgopleidingen. Daarbij is het belangrijk dat jongeren met uiteenlopende kwaliteiten elkaar vaker tegenkomen. Als leerlingen uit de technische en de niet-techni-sche sectoren, profielen, of disciplines samenwerken aan levensechte ontwerpopdrachten, leren ze hun kennis op creatieve wijze te mengen, zie Figuur 1.1. Door ontwerpen en creativiteit centraal te stellen, wordt het begrip van techniek onder alle jongeren groter, het imago van techniek eigentijdser en aantrekkelijker, en wordt de uitstroom van synergetische professionals, die begrip van techniek combineren met andere competenties, groter. Wij verwachten dat tevens de waardering voor technische deskundigheid zal groeien omdat techniek verbonden wordt met het relationele. Zo wordt via een omweg de uitstroom van bèta’s zeker gesteld.

Figuur 1.1 Ontwerpende middelbare scholieren leven zich in in een reumapatiënt. Bron: Techniek 12 +.

Flexibilisering van het onderwijs is een middel dat gebruikt kan worden om technische en niettechnische jongeren te laten samenwerken en om competenties te ontwikkelen die passen bij de eigen persoonlijkheid en de eigen loopbaanwensen. Onderwijs maakt zo het patchworkachtige componeren dat jongeren zo vaak toepassen beter mogelijk, evenals spiraalvormige routes waarin jongeren regelmatig van vakgebied wisselen. De Amerikaanse antropologe Mary Catherine Bateson [2000] schrijft over dit componeren: “Like an artist gradually adding different shapes and colors and bringing them into relationship on a canvas, she found ways to fit together the pieces of her life. The methaphor of composing suggests a search for distinctive ways of fitting diverse elements into a unity, combining the familiar and the new, as artists work within their traditions and blend materials from other cultures in novel ways. More and more people today have to find meaning in lives that do not follow a single clear plan.” Ook technische arbeidsorganisaties winnen aan aantrekkelijkheid door jonge werknemers uiteenlopende loopbaanroutes op maat te bieden.

Opbouw verkenning en leeswijzer

De visie in deze publicatie is tijdens het verkenningsproces organisch ontwikkeld door de stuurgroep van de verkenning, twee werkgroepen en door een eigen onderzoek door STT/Beweton en de Radboud Universiteit in Nijmegen dat onder jongeren uitgevoerd werd. Informatie over de samenstelling van de stuur- en werkgroepen vindt u in het hoofdstuk Organisatie.

De meeste lezers zullen willen beginnen met de conclusies, waarin u de visie van de stuurgroep vindt over het structureel vernieuwen van onderwijs- en loopbaanroutes voor technici en niet-technici. Deze conclusies worden onderbouwd door de hoofdstukken van de twee werkgroepen en het hoofdstuk over het onderzoek onder jongeren.

Als u het onderwerp wilt benaderen vanuit de veranderingen in economie en arbeidsmarkt, dan raden wij u aan om na het lezen van de conclusies te beginnen met hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk zetten Roel in ’t Veld, Hendrik Snijders en Remke Bras-Klapwijk twee visies op de gewenste economische ontwikkeling neer. Volgens het Lissabon-scenario is technologische deskundigheid de belangrijkste concurrentiefactor. Volgens het Florida-scenario is dat creativiteit. Het bevorderen van creativiteit rond techniek is een robuuste en eigentijdse onderwijsstrategie om de gewenste ontwikkeling te bereiken.

Wilt u de leefwereld en persoonlijkheid van jongeren als uitgangspunt nemen, dan zijn de hoofdstukken 3, 4 en 5 een geschikt startpunt. In deze hoofdstukken worden kenmerken van de huidige generatie en ook belangrijke verschillen tussen jongeren onderling beschreven. Drie theoretische noties zijn daarbij belangrijk: de trend om de levensloop patchworkachtig te componeren, de persoonlijkheidstheorie van de beroepskeuzewetenschapper John Holland en de loopbaananker-theorie van de organisatiedeskundige Edgar Schein. Deze noties bieden aanknopingspunten voor het betrekken van een meer diverse groep jongeren bij techniek. De noties worden verspreid over de hoofdstukken geïntroduceerd. Voor een beknopt overzicht is de samenvatting geschikt.

Bent u vooral geïnteresseerd in jonge kinderen (6-12 jaar) of in buitenschoolse activiteiten, dan is hoofdstuk 3 passend. Dit hoofdstuk is geschreven door de werkgroep ‘Wensen als brug naar techniek’, die buitenschoolse techniekactiviteiten onderzocht voor kinderen tussen de 6 en de 14 jaar. Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld met betrekking tot techniek via aansprekende en vooral ook gevarieerde techniekactiviteiten staat centraal in dit hoofdstuk. Op basis van 12 cases geeft de werkgroep aanbevelingen over het versterken van het buitenschoolse aanbod voor kinderen met uiteenlopende persoonlijkheden. Het opzetten van regionale coördinatiepunten voor buitenschoolse wetenschaps- en techniekactiviteiten is wenselijk om bestaande activiteiten beter te verspreiden en blinde vlekken in het activiteitenaanbod op te vullen.

Gaat uw interesse uit naar beroepskeuzemotieven, naar leerlingen op de middelbare school of naar de gender-problematiek dan is hoofdstuk 4 interessant. Dit hoofdstuk doet verslag van een explorerend onderzoek naar loopbaan-oriëntaties van vmbo-, havo- en vwo-leerlingen. Jongeren verschillen sterk in loopbaanoriëntatie. Dit betekent onder andere dat jongeren niet op één manier te winnen zijn voor techniek. Jongeren associëren technische banen vooral met specialist worden, zekerheid verkrijgen en uitdagingen aangaan. Onderwijs- en arbeidsorganisaties zouden de mogelijkheden voor jongeren die andere arbeidswaarden hebben, kunnen versterken en zo een moderner imago kunnen bevorderen. Dit hoofdstuk laat tevens zien dat de barrières voor vrouwen door het mannelijke imago van techniek nog steeds hoog zijn. Met behulp van de theorie van Schein wordt aangegeven waarom dit imago zo’n groot en hardnekkig struikelblok is.

Het vijfde hoofdstuk is verzorgd door de werkgroep ‘Rijke werkomgeving’ en geeft aan hoe de technische sector aantrekkelijke startfuncties kan realiseren. Na een korte bespreking van het patchworkachtige experimenteergedrag van jongeren beschrijft dit hoofdstuk drie oplossingsrichtingen. Arbeidsorganisaties dienen te streven naar meer diversiteit in het personeels-bestand en te zorgen voor meer identificatiemogelijkheden met techniek. Ze moeten jongeren ook veel meer ruimte en verantwoordelijkheid geven om de eigen loopbaan in te richten.

In hoofdstuk 6 staat de scheiding tussen technische en niet-technische onderwijsstromen centraal. Door deze scheiding is het niet goed mogelijk om een grote diversiteit aan jongeren te betrekken bij techniek en om synergetische, creatieve competenties te ontwikkelen. In dit hoofdstuk stellen wij voor om ontwerponderwijs te introduceren in de gehele onderwijsketen, van basisschool tot eindopleiding voor alle sectoren, profielen en disciplines. Door het onderwijs te flexibiliseren is het mogelijk om leerlingen in gemengde groepen te laten werken aan levensechte opdrachten waarin techniek een plek heeft. Voordeel is dat jongeren technische banen niet langer associëren met sommetjes maken of vieze handen krijgen, maar uit eigen ervaring bekend zijn met de probleemoplossende, creatieve en dienstverlenende kant van techniek. Techniek is ontwerpen en maken voor en door mensen.

Techniek als menselijk ontwerp