Het Eeuwige Leren

Chatbots, chips en robots staan in de virtuele rij om ons te helpen om op andere manieren informatie op te nemen dan we tot nu hebben gedaan. Gefaciliteerd door nieuwe technologie kunnen we leren wat wij willen, waar we willen en wanneer we dat maar willen.

Datum 7 juni 2018
Toekomstonderzoeker Dhoya Snijders

Voorwoord

Door Anja Oskamp
Rector Magnificus Open Universiteit
Voorzitter denktank Het Eeuwige Leren

We leren allemaal, altijd en overal. Toch wordt leren vooral verbonden met onderwijs.En dan denken we al snel aan het leren op school, in de jeugd. We gaan naar schoolvanaf een jaar of 4, en afhankelijk van het onderwijspad verlaten we het onderwijsrond de 20 tot 24 jaar. Daarna leren we ook nog, vaak informeel, van het leven,op de werkvloer, van vrienden, en door de kennis en informatie die we zoeken.Formeel leren doen we vaak vooral door het volgen van cursussen voor het werk of uit interesse. Sommigen zijn veel bezig met leren, anderen juist niet. Leren doe jeomdat je moet of omdat je het wilt, of beide.

Dit patroon is eigenlijk pas de laatste decennia ontstaan. Daarvoor bracht men veel minder tijd door in het onderwijs en waren de mogelijkheden om hoger onderwijs te volgen gering. Wel werd er geleerd: op de werkvloer, in een meester-gezelrelatie. Het onderwijs heeft zich aangepast aan de grotere groepen leerlingen en studenten die aan het onderwijs deelnemen. Onderwijsvormen en opleidingen zijn aangepast aan die groepen, maar ook aan de voortdurende en steeds sneller veranderende behoefte van de maatschappij. Dat gaat niet vanzelf en het is te begrijpen dat de focus, zowel in praktijk, ontwikkeling en in onderzoek, ligt op het onderwijzen en leren en opleiden voor de arbeidsmarkt. Maar die arbeidsmarkt verandert en zal dat heel snel blijven doen.

Het laatste decennium heeft de technologie al voor veel veranderingen gezorgd. We leven in een informatiemaatschappij, waar kennis en technologie steeds belangrijker worden, en de traditionele arbeid voortdurend aan verandering onderhevig is. Dat heeft gevolgen voor onderwijs en leren, zowel in de initiële fase, als in latere fasen van het leven. Jonge mensen die nu opgeleid worden, moeten in staat zijn zich de komende decennia voortdurend aan te passen aan de veranderingen die er blijven komen, onder meer door de zich nog steeds ontwikkelende technologie. Het onderwijs van nu moet zich daaraan aanpassen en daarop anticiperen. En het moet optimaal gebruik maken van de aanwezige technologie. Hoe dat moet gebeuren vergt onderzoek: wat verandert er en hoe? Hoe kunnen we state of the art technologie gebruiken in het onderwijs en hoe kunnen we duidelijk maken welke technologie we daar nodig hebben?

Hoe staat het met de aandacht voor structureel leren wanneer men eenmaal op de arbeidsmarkt is? Die aandacht is beperkt. Natuurlijk, bedrijven leiden hun werknemers op en er zijn tal van organisaties die opleidingen en cursussen aanbieden, op alle niveaus en voor veel oriëntaties. Het is echter de vraag of dat voldoende is in de snel veranderende samenleving waarin we voortdurend worden geconfronteerd met nieuwe banen die vragen om nieuwe competenties en vaardigheden, terwijl bestaande banen verdwijnen. En dat neemt alleen maar toe.

Het is de vraag of het huidige systeem van opleiden en leren in de tijd dat we ook werken, voldoende is om aan de groeiende vraag naar nieuwe kennis en vaardigheden te voldoen. Ik denk van niet. Het is nu tijd om de manier waarop we leren na het voltooien van de initiële opleiding eens grondig te herzien. Het gaat immers om 50 jaar van ons leven!

We moeten ons heroriënteren op leren en opleiden gedurende heel het leven. Daarbij zijn verschillende aspecten van belang. In de eerste plaats moet het gewoon worden om te blijven leren, zowel formeel als informeel. Dat klinkt vanzelfsprekend maar dat is het niet. Leren, en zeker formeel leren, naast een baan, gezin en sociaal leven vraagt een enorm doorzettingsvermogen. Op dit moment is het een individuele keuze om dat te doen, vaak ingegeven door ambitie, soms verplicht door de werkgever of beroepsorganisatie. Soms wordt het financieel vergoed, maar lang niet altijd. Het aantal faalfactoren is dus groot.

In onze snel veranderende maatschappij moeten onderwijsprogramma’s ook steeds aangepast worden om te kunnen voorzien in de veranderende behoeften in de maatschappij. Ook afgestudeerden moeten zich blijven bijscholen en herscholen om nieuwe noodzakelijke kennis en vaardigheden bij te leren. Mogen we dat vooral leggen bij het individu die tal van andere belangen en zorgen heeft? Ik denk van niet. Een leven lang leren moet net zo gewoon worden als naar school gaan wanneer je jong bent. Leerplicht voor volwassenen lijkt misschien te ver gaan, maar het beter faciliteren van onderwijs op latere leeftijd is wel noodzakelijk. Waar gaat het dan om?

Het ligt voor de hand dat de randvoorwaarden goed moeten zijn. Dat betekent dat het financieel mogelijk gemaakt moet worden om een opleiding te volgen zonder dat dit een te ingrijpend beslag legt op het gezinsinkomen. Dat geldt evenzeer voor de tijd die besteed moet worden aan de studie. De studie moet goed inpasbaar zijn in het leven. Studieverlof (al dan niet in deeltijd) kan een oplossing zijn.

Nieuwe technologie kan een belangrijk hulpmiddel zijn om het leren in het leven te passen, maar alleen technologie is niet voldoende. De studie zelf moet goed en gericht zijn en passen bij de fase van het leven van de lerende. Daarvoor moeten we anders denken en veel vragen stellen zoals: Hoe bieden we het onderwijs aan? Is het nodig het onderwijs of het geleerde te valideren, of allebei? Is er behoefte aan erkenning of accreditatie van onderwijsprogramma’s? Kan dat flexibel? Is het dan mogelijk om elders opgedane kennis, bijvoorbeeld door zelfstudie met beschikbare leermaterialen, in te brengen? Wat betekent het wanneer je je op latere leeftijd moet scholen? Hoe zorg je ervoor dat wat je al weet of kunt niet herhaald hoeft te worden?

En hoe weet je dat? En vervolgens: hoe meet je dat? Hoe valideer je informeel leren? Volwassenen leren anders dan jongeren, deels doordat ze al kennis en vaardigheden hebben, deels omdat ze anders met hun beschikbare tijd om (moeten) gaan en mede als gevolg daarvan omdat ze andere leerbehoeften hebben. Dat heeft gevolgen voor didactiek, voor zelfstandigheid en voor flexibiliteit. Kunnen we formele programma’s aanpassen aan studietempo, aan elders opgedane kennis en vaardigheden, aan de manier waarop men leert en aan nieuwe technologie?

Ik realiseer me terdege dat de vragen die ik hierboven stel vooral ingegeven zijn met de kennis van nu. Voor de beantwoording van deze vragen is onderzoek nodig, en er moet echt gewerkt worden aan een goed kader voor een leven lang leren. Ik heb heel bewust weinig aandacht besteed aan de nieuwe mogelijkheden die technologie biedt en gaat bieden. Technologie biedt middelen en faciliteert zeker de mogelijkheden om het leren anders vorm te geven dan nu het geval is. Wanneer bijvoorbeeld implantaten het mogelijk zouden maken kennis in de slaap door te geven, om maar iets extreems te noemen, dan verandert dat het middel. Het is echter nodig om te blijven bepalen welke kennis nodig is en de verschillende wijzen waarop deze overgebracht kan worden. En hoe dat leren dan past in de sociale structuur waarin men leeft. Hoe de context voldoende meegenomen kan worden. Dat zijn de vragen die we nu moeten stellen en die we ons in de toekomst moeten blijven stellen. Dat zijn de vragen die in deze publicatie aan de orde komen en waarvan verschillende toekomstpaden worden verkend. Het doel hierbij is om te prikkelen, te provoceren en u aan te zetten tot actie. Want hoe en wat we in ons hele leven leren is belangrijker dan ooit.

Publicatie: Het Eeuwige Leren

-