De kwetsbaarheid van de stad
Verstoringen in water, gas, elektriciteit en telefonie
Voorwoord
Het leven in de stad is sterk afhankelijk geworden van het functioneren van gecentraliseerde technische voorzieningen en diensten. Deze sterke afhankelijkheid maakt de stadsbewoner kwetsbaar voor verstoringen in deze voorzieningen. Hoewel deze kwetsbaarheid wel wordt onderkend, bestaat er geen samenhangend beeld over mogelijke oorzaken en gevolgen.
Vooral het verschil tussen de diverse voorzieningssystemen in kwetsbaarheid en in mogelijkheden van snel herstel is nooit systematisch onderzocht.
De Stichting Toekomstbeeld der Techniek zag hierin aanleiding een studie. te verrichten, waarmee meer inzicht kan worden verkregen in verstoringen in een aantal essentiële stedelijke infrastructuren, hun oorzaken en gevolgen en hun invloed op het functioneren van de stad. De beschouwingen werden doelbewust beperkt tot water, gas, elektriciteit en telefonie.
De studie brengt aan het licht dat de Nederlandse stedelijke infrastructuren een grote betrouwbaarheid bezitten en dat de voorzieningen bij verstoring in het algemeen betrekkelijk snel kunnen worden hersteld. Verstoringen met ernstige gevolgen zijn zeer zeldzaam. Er dient voor te worden gezorgd dat deze zeldzame verstoringen goed worden beheerst. Het hoge betrouwbaarheidsniveau is bovendien geen vast gegeven. De studie wijst op een aantal ontwikkelingen die de continuïteit negatief kunnen beïnvloeden als we daarop niet alert reageren.
Met de verworven inzichten zijn aanbevelingen gesuggereerd ter voorkoming van verstoringen en ter vermindering van de ernst van de gevolgen. Deze aanbevelingen hebben betrekking op technische en bestuurlijke aspecten.
De Stichting verwacht met deze publikatie een bijdrage te kunnen leveren aan de juiste beeldvorming van stedelijke voorzieningen, waaraan door velèn - ten onrechte - als vanzelfsprekend wordt voorbijgegaan.
De Stichting is zeer veel dank verschuldigd aan allen die belangeloos hun tijd en energie hebben besteed aan de totstandkoming van dit rapport.
dr.ir. A.E. Pannenborg
voorzitter
Omslag van de publicatie
-
Met dank aan Delftse Universitaire Pers