Terugblik op de jaren 1980 (STT35 en STT40)
'In 1981 kwam ik in dienst bij STT en startte een studie die was ingegeven door de gevolgen van toenemende automatisering in de fabriek, de groeiende werkloosheid en die perfect bij het Akkoord van Wassenaar (1982) paste, waar werkgevers- en werknemersorganisaties afspraken maakten over loonmatiging en de creatie van nieuwe werkgelegenheid.'
Door Hans Timmerman
Aanleiding
Na de mechanisatie in de landbouw en de automatisering van de procesindustrie werd het rond 1980 duidelijk dat ook fabrieken vergaand zouden worden geautomatiseerd. De eerste numeriek bestuurde machines hadden hun intrede gedaan en de eerste generatie industrierobots kwamen de fabriek binnen. Na de lopende band uit de jaren dertig en de efficiency-sturing in de jaren zestig, kwam uit Japan in de jaren tachtig ook het kwaliteitsdenken overgewaaid, dat mede druk zette op de werkgelegenheid door het stroomlijnen en automatisering van productieprocessen.
Verdwijnen van banen
Doel van de studie (STT 35) was zowel de ontwikkeling in en transformatie van de fabriek te onderzoeken, als ook de sociale en maatschappelijke consequenties van die automatisering in kaart te brengen. In de jaren tachtig en negentig zijn in de industrie uiteindelijk honderdduizenden banen verdwenen. Tegelijk met de komst van de Babyboom-kinderen op de arbeidsmarkt, werden uiteindelijk vele arbeidsplaatsen vernietigd. Dit leverde ongekende werkloosheidcijfers op waarbij door de regering een oplossing werd gezocht in arbeidstijdverkorting (atv) en vervroegde uitreding (vut) om de ruim 600.000 werklozen enig uitzicht op een baan te bieden. Het was begrijpelijk dat de innovatieve ontwikkeling van automatisering in de fabriek maatschappelijk een extra uitdaging bracht.
Politieke actualiteit
Studie 35 is in 1983 afgerond en naast de publicatie werd een dagvullend symposium georganiseerd. In de studie waren naast vele technische deskundigen ook vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken, waardoor de studie een interessante politieke actualiteit had. De publicatie beschreef de vele werkgroep-discussies over de gevolgen voor de arbeidsmarkt en de economie. In de publicatie werd vanzelfsprekend ook de hele technische ontwikkeling van flexibele automatisering behandeld en werden vertrekpunten voor beleid gegeven voor bedrijven die deze weg gingen bewandelen.
De studie is lange tijd collegemateriaal geweest voor de werktuigbouwkundige afdelingen van de technische universiteiten waardoor nog diverse herdrukken nodig waren. Daarnaast heeft de studie in artikelen en interviews ook in de rest van Nederland een mooie belangstelling mogen ondervinden.
Tweede studie: STT40
Na het genoemde Akkoord van Wassenaar was de consensus in Nederland dat innovatie de motor moest zijn om onze industrie nieuw leven in te blazen, om nieuwe werkgelegenheid te creëren en onze maatschappij economisch weer vooruit te stuwen. Die vraag leidde tot de studie met als onderwerp ‘kennis en innovatie’. Een redelijk zachte studie omdat de ideeën en meningen over die onderwerpen zeer uiteenlopend waren. Wat is kennis en in welke vorm is kennis belangrijk om innovatie te realiseren?
Werkwijze
De studie liep van uitvindingen tot patenten, van kennisontwikkeling tot ervaring, van bescherming van kennis tot hoe je die het beste kunt verspreiden, van onderwijs tot gilden met hun leerling-, gezel- en meesterschap-proces. Een brede groep personen was vertegenwoordigd in deze studie en zeer veel materiaal op dit gebied werd verzameld, gedeeld, gelezen en beschouwd. Van het MIT waren er zeer interessante studies beschikbaar hoe kennisontwikkeling en kennisverspreiding in organisaties plaatsvond en hoe een ‘wilde rivier’ van nieuws en informatie de basisstroom is die in een organisatie leidt tot nieuwe kennis, inzichten en innovatieve ontwikkelingen.
Innovatie niet te sturen?
Het besef kwam dat innovatie niet te sturen was. Innovatie ‘overkomt’ je als alle randvoorwaarden aanwezig zijn om vernieuwing mogelijk te maken, te ontdekken, te herkennen en vervolgens te koesteren. Vergelijkbaar met het planten van een zaadje in de aarde: er zijn tientallen mogelijkheden om te verhinderen dat dat zaadje ooit zal ontkiemen en een mooie boom wordt. Denk aan geen voedsel, geen licht, te koud, te warm, te veel water, te weinig water, verkeerd voedsel etc. Kortom, innovatie ontstaat als de omgeving daarvoor optimaal is en het bedrijfsmanagement het ontkiemende nieuwe plantje herkend, bereid is het voedsel dan wel budget en aandacht te geven en het kasplantje te begeleiden tot volwassenheid. De studie (STT40) werd medio 1985 afgerond en naast de publicatie ook gevierd met een groot congres. Omdat innovatie ook toen een ‘hip’ woord was, was er een grote belangstelling.
Automatiseren bij Fokker Aircraft
Na deze twee studies ben ik in dienst getreden bij Fokker Aircraft waar ik als hoofd productie-ontwikkeling de resultaten van beide studies in de praktijk kon brengen. Fokker was in 1985 net gestart met de ontwikkeling van de Fokker 50 en de Fokker 100, hetgeen honderden miljoenen guldens investeringen vroeg in de productie. Zowel op het gebied van de eerste MRP-systemen (manufacturing resource planning), nieuwe CNC-machines (computer numerical control machines) en robots, als ook van volledige automatiseringstrajecten in de plaatwerken kabelboomproductie. En er waren nieuwe kwaliteitsgerichte strategieën nodig in de (sub-) assemblage en het onderhoud.
Toen de fabriek steeds meer werd geautomatiseerd, was het nodig dat ook de ontwerpafdelingen zoals Engineering en Tekenkamer overgingen van papier naar digitale productdefinities. In 1990 werd ik bij Fokker hoofd CAD/ CAM-center en kon starten met de digitalisering van het ontwerp en productdefinitie-proces, waarbij eindelijk een geïntegreerde digitale product-life-cycle kon worden gerealiseerd.
Zonder mijn kennis en ervaring van STT zou ik nooit deze posities hebben kunnen vervullen en ook zeker niet Fokker hebben kunnen ondersteunen bij de mooie en roerige ontdekkingstocht om – zoals het intern werd genoemd – een ‘factory of the future’ te schetsen, te ontwerpen, te bouwen en daadwerkelijk in gebruik te nemen. Hierdoor konden succesvol vele Fokker50’s en Fokker100’s worden gerealiseerd.
Nieuwe samenwerkingen met STT
Tijdens mijn laatste jaren bij Fokker kwam ik weer in aanraking met STT maar nu als stuurgroeplid voor studie 62, ‘Vernieuwing in productontwikkeling/strategie voor de toekomst’ onder leiding van Arie Korbijn. In deze studie kon ik de terugkoppeling geven van mijn activiteiten bij Fokker die ooit startten met mijn ervaringen bij STT. Ten slotte kwam ik jaren later weer intensief in contact met STT toen in als cto voor EMC Nederland – het huidige Dell EMC Nederland – betrokken raakte bij studie STT86 over Big Data en wederom in een stuurgroep bij STT plaatsnam. Deze deelname leidde zelfs tot mijn lidmaatschap in het algemeen bestuur, waarmee de cirkel bij STT voor mij een beetje rond is.
Epiloog
Terugkijkend zijn vele verkenningen juist geweest. De fabrieksautomatisering verliep zoals wij hadden verwacht. Kennis en innovatie blijven de cyclische drijvers zoals we die in de jaren tachtig al juist beschreven. We hebben weer een innovatie in de wereld van productontwikkeling nu we steeds intelligentie in het productontwerp stoppen, zoals beschreven in studie 62 en waarbij we in de laatste studie, STT86 over Big Data gedetailleerder beschreven hoe dat waarschijnlijk zal gaan gebeuren.
Kortom, toekomstverkennen is een kunst, een gave en een vak. Zonder liefde en passie worden geen aansprekende toekomstbeelden zichtbaar. Zonder kennis en begrip zullen ze niet toekomstvast zijn. En zonder inspanning is het onmogelijk door de kilometers informatie te vorsen om de belangrijkste zaken boven tafel te krijgen. In een variant van Einstein: toekomst verkennen is 1% inspiratie en 99% transpiratie. Maar die inspiratie is verslavend: het geeft je een heerlijk gevoel, zowel tijdens de studies als zelfs heel lang daarna. Zoals ik nog dagelijks mag ondervinden.
STT35 Automatisering van de fabriek; Vertrekpunten voor beleid (1983)