Steenkool voor onze toekomst (STT27)

In het verleden kende Nederland een mijnindustrie die voor een groot deel de behoefte aan energie kon dekken. In 1956 was het gebruik van steenkool in Nederland op zijn hoogste punt: 19 miljoen ton. Dit kwam overeen met tweederde van het totale binnenlandse energiegebruik.

Datum 6 oktober 2020
Auteur STT

Door André Sjoerdsma

In de jaren zestig kwamen wereldwijd overvloedige hoeveelheden aardolie en aardgas tegen een lage prijs beschikbaar. In Nederland werd begonnen met de gaswinning uit het zeer grote aardgasveld onder Slochteren. Dit leidde tot een snelle economische groei in de geïndustrialiseerde wereld en een sterke groei in het gebruik van energie, vooral in de vorm van aardolie en -gas. In het begin van de jaren zeventig begon die explosieve groei te leiden tot de vrees dat op termijn de reserves zouden opraken.

De keerzijde
De eenzijdige oriëntatie op olie en gas werd nu een punt van zorg. Bovendien werd na de Yom Kippoer-oorlog van oktober 1973 duidelijk dat aanbod en prijs van olie en gas sterk afhankelijk waren geworden van de politieke bereidheid van de olie- en gasproducerende landen. Daardoor groeide het inzicht dat het gebruik van olie en gas op den duur moest worden beperkt tot de chemische industrie, het vervoer en de verwarming van woningen en gebouwen. Voor de productie van elektriciteit en staal en ander gebruik van energie zouden de grootschalige en goedkope alternatieven kernenergie en steenkool moeten worden gebruikt.

De rol van STT
STT wilde onderzoeken wat de mogelijkheden waren voor het gebruik op grote schaal van steenkool in Nederland en zocht daarvoor samenwerking met het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) – STT had al in 1977 samen met het ECN en het KIvI de Energie Lezingen Commissie (ELC) opgericht. Voorzitter en secretaris werden door STT geleverd, ECN en KIvI leverden deskundigheid en ervaring.

De ELC had in 1978 en 1979 al zes grote symposia georganiseerd om de resultaten van toekomststudies over energie bekend te maken. Die symposia hadden bij elkaar al ruim 3.200 deelnemers getrokken. Het resultaat van de studie Steenkool voor onze Toekomst bracht de ELC eveneens in de vorm van een symposium en wel op 9 mei 1980 in de Jaarbeurs te Utrecht. Er waren 315 deelnemers, allen met verantwoordelijkheid voor beleid, winning en gebruik van energie. STT-publicatie 27 bevatte de te houden lezingen en werd in de Jaarbeurs vóór het begin van het symposium als preadvies aan alle deelnemers uitgereikt.

Het symposium bestond uit de volgende lezingen:

  • In 2000: 30 miljoen ton steenkool voor Nederland, dr.ir. H. Hoog, Voorzitter Energie Onderzoek Centrum Nederland;
  • Is 30 miljoen ton steenkool voor Nederland beschikbaar?,
    ir. K. Swart, oud-directeur Koninklijke/Shell Groep; 
  • Winningstechnieken van steenkool,
    prof.ir. P.T. Velzeboer, hoogleraar TH Delft
  • Mogelijkheden van steenkoolgebruik,
    dr.ir. J.W.M. Steeman, Chef Evaluatie en Planning,
    Centraal Laboratorium DSM;
  • Steenkoolvervoer van winplaats naar gebruiker,
    prof.dr.ir. J.D. van Manen, directeur Nederlands
    Scheepsbouwkundig Proefstation;
  • Wat zijn de gevolgen voor onze economie,
    drs. W.H. Tieleman, directeur-generaal Energievoor
    ziening, Ministerie van Economische Zaken;
  • Gevolgen voor gezondheid en milieu,
    ir. R. van Erpers Royaards, directeur Arnhemse Instellingen van de Elektriciteitsbedrijven in Nederland.

Haalbaarheid
Deze verkenning wees uit dat het haalbaar leek om over twintig jaar, dus in 2000, in Nederland tot een gebruik van 30 miljoen ton steenkool te komen. Het zou dan gaan om 20 miljoen ton voor de productie van elektriciteit, 5 miljoen voor de cokesfabrieken en de hoogovens, 5 miljoen ton voor industriële warmte en warmte/krachtproductie, menggas en voor de chemische industrie. Na de lezingen was er een plenaire discussie. Als nadelen van deze optie werden o.a. vermeld:

  1. Zowel de productie als het gebruik van steenkool vergen hoge investeringen: aanzienlijk hoger dan bij olie en gas. De ontwikkeling van nieuwe mijnen duurt lang (minstens 10 jaar). Daardoor kan een op steenkool gebaseerde energiehuishouding veel minder slagvaardig op de behoeften reageren dan een op olie en gas gebaseerde. Dit was in de jaren zestig ook de oorzaak van de verdringing van steenkool door olie en gas.
  2. De winning van steenkool in dagbouw is weliswaar de goedkoopste methode, maar maatschappelijk problematisch: de grond en de bebouwing zijn vaak in particulier bezit. Bovendien zijn na de winning landschappelijk herstel en beplanting of bebossing nodig.
  3. De uitstoot van fijnstof en kooldioxide werd gesignaleerd als nadelig voor het klimaat.

Hoe verliep het gebruik van steenkool werkelijk?
Terugkijkend vanuit 2018, blijkt dat het gebruik van steenkool in 2000 ongeveer 13 miljoen ton bedroeg. In het topjaar 2015 werd ongeveer 19 miljoen ton gebruikt, even veel als in 1956.

Inmiddels hebben er technische en maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die in 1980 uiteraard nog niet bekend waren. Technisch gezien is inmiddels het gebruik van steenkool aanzienlijk minder belastend voor het milieu geworden dan voorheen. De prijs van steenkool is sterk gedaald. Maatschappelijk gezien is de aanvaardbaarheid van het gebruik van steenkool echter ook gedaald.

Is hier iets uit te leren?
Bescheidenheid! Een toekomstverwachting, laat staan een toekomstvoorspelling, is niet te maken. Zelfs een toekomstverkenning wordt nog beperkt door de kennis van nu. Hooguit is een toekomstverkenning een ‘wat en hoe, indien ..’. Maar het blijft nuttig werk, omdat het de ogen kan openen, vooral van degenen die verantwoordelijkheid dragen voor onze samenleving. 


STT27 Steenkool voor onze toekomst (1980)