Aspirine op je brood

Nieuwe technologie maakt steeds meer mogelijk. Van het maken van steeds complexere moleculen, tot het meten van minuscule veranderingen in het lichaam of het gericht afleveren van stoffen in bepaalde organen. Technologie kan helpen bij het verbeteren van onze gezondheid, maar het kan ook bijdragen aan een ongezonder leven.

Datum 11 augustus 2013
Toekomstonderzoeker

Voorwoord

Niet op een woord komen. Kwijt zijn welke dag het is. Je sleutels op een rare plek laten liggen en niet meer weten waar. Een beetje vergeetachtig zijn we allemaal weleens. Voor een steeds groter deel van de bevolking gaat het echter om meer dan een beetje vergeetachtig zijn. Het aantal mensen met de ziekte van Alzheimer neemt de komende jaren verder toe. Veranderingen in levensstijl spelen daarbij een belangrijke rol. Schattingen voor de toekomst leveren schrikbarende beelden op. De ziekte veroorzaakt niet alleen enorm veel leed, maar vraagt bovendien om intensieve zorg. En dat terwijl zorgpersoneel schaarser wordt in de toekomst.

Naast Alzheimer zijn er verschillende andere chronische ziekten die voor groeiende problemen zorgen. Preventie van chronische ziekten wordt gezien als belangrijke uitdaging voor de toekomst. Welke factoren precies bijdragen aan behoud van gezondheid, is onderwerp van veel onderzoek. Het kan echter jaren duren voordat onderzoek tot bruikbare oplossingen leidt. Het is daarom cruciaal om nu al in te spelen op uitdagingen van morgen. Sommige uitdagingen kunnen we afleiden uit huidige trends. Andere zijn minder goed te voorspellen. Langetermijn toekomstverkenningen zoals STT die uitvoert, spelen een belangrijke rol bij het vroegtijdig identificeren van uitdagingen én oplossingen.

Dat is niet alleen belangrijk voor onderzoeksinstituten, ook het bedrijfsleven moet tijdig inspelen op veranderingen. Dat maakt de uitkomsten van STTverkenningen voor hen juist zo relevant. De resultaten van deze toekomstverkenning over voeding, geneesmiddelen en preventie zijn onder meer interessant voor de voedingsmiddelenindustrie en farmaceutische bedrijven, producenten van medische hulpmiddelen en voor zorgverzekeraars. En natuurlijk voor de zorgwereld, van huisartsen tot specialisten, apothekers en instellingen voor ouderenzorg.

Kenmerkend voor STT is om mensen met heel verschillende achtergronden bij verkenningen te betrekken. Dit is terug te zien in de lijst van betrokkenen. Ook de leden van de stuurgroep komen uit verschillende hoeken: Dries Hettinga (Diabetes Fonds), Martine Bouman (Centrum voor Media & Gezondheid), Hanno Cappon (Nutricia), Hans Hofstraat (Philips), Hans Hopmans (Achmea), Hans van der Veen (STT), Hans Verhagen (RIVM), Renger Witkamp (Wageningen UR), Ton Rijnders (TI Pharma), Wim Saris (DSM, Universiteit Maastricht), en ik zelf, Niek Snoeij, directeur van TNO Gezond Leven. Als stuurgroep hebben wij richting gegeven aan de inhoudelijke invulling van de verkenning en te betrekken partijen en literatuur.

Aspirine op je brood is één van de eindresultaten van de verkenning. Voor u heeft u de tweede, volledig herziene, versie van deze publicatie. De eerste versie is tijdens het project uitgebracht en bevatte enkel de resultaten van de eerste fase. Daaraan zijn nu de resultaten van de tweede fase toegevoegd.

De publicatie is bedoeld om diegenen die betrokken zijn geweest, te informeren over de bevindingen, en daarnaast om de resultaten verder te verspreiden onder experts en andere geïnteresseerden. De veelheid aan activiteiten in het project heeft geleid tot een veelzijdige publicatie.

Het was voor mij de eerste keer dat ik betrokken was bij een dergelijk traject en ik heb er veel van opgestoken. Vooral de meer creatieve elementen waren nieuw voor mij. Ik hoop dat deze publicatie ook u iets nieuws zal brengen en uw blik op de toekomst verder verruimt.

Niek Snoeij
Directeur Gezond Leven van TNO en voorzitter van de stuurgroep van de toekomstverkenning.

Samenvatting

In 2030 leven we langer in goede gezondheid dan nu. We worden niet per se ouder, maar dankzij preventieve maatregelen worden we later chronisch ziek en als we uiteindelijk toch iets krijgen, veroorzaakt dat minder beperkingen dan nu. We proberen het einde niet steeds verder uit te stellen, maar slagen erin meer kwaliteit toe te voegen aan de jaren die we hebben. Dat zou tenminste het streven moeten zijn volgens vele betrokkenen bij deze verkenning. Hoe dat doel moet worden bereikt, daarover verschillen de meningen echter aanzienlijk.

Zeker waar het gaat om de rol van voeding bij ziektepreventie, zijn de meningen sterk verdeeld. De één ziet een verantwoordelijkheid voor de overheid om sterker te sturen op gezond eetgedrag. Bijvoorbeeld door bepaalde producten of reclames te verbieden, de industrie te verplichten tot verdere vermindering van vet-, suiker-, en zoutgehaltes, of mensen te tot gezond gedrag. Een ander verwacht eerder dat marktpartijen, en dan met name zorgverzekeraars, een grote rol kunnen spelen. Bijvoorbeeld door premies of eigen risico van zorgverzekeringen te koppelen aan leefstijl. Weer een ander is van mening dat als mensen geen vangnet meer hebben, zij vanzelf meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gezondheid. Aanhangers van een meer sturende overheid zien hier echter als groot bezwaar dat er groepen zijn die niet goed voor zichzelf kunnen opkomen en buiten de boot zullen vallen. Zij voorzien verder groeiende gezondheidsverschillen als de verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid nog meer bij mensen zelf wordt neergelegd.

Als het gaat om het preventief gebruik van geneesmiddelen zijn de meningen net zo verdeeld. De één ziet preventief gebruik als een goede manier om te voorkomen dat mensen ziek worden; de ander ziet vooral nare bijwerkingen en hoge kosten. Als in de toekomst het preventief geneesmiddelengebruik meer is toegesneden op individuele behoeften en voorkeuren, verdwijnen deze bezwaren mogelijk. Over de rol van voeding bij secundaire preventie en genezing is er wel overeenstemming: voeding in de zorg kan en moet beter. Bestaande kennis moet beter worden geïncorporeerd en aanvullende kennis is gewenst. Daarbij gaat het nadrukkelijk niet alleen om voeding in ziekenhuizen. Juist bij instellingen waar mensen langdurig verblijven, maar ook bij de thuiszorg, zou meer aandacht moeten worden besteed aan goede voeding. En bij overdracht van patiënten is betere afstemming tussen betrokken partijen gewenst. Op enkele plekken lopen al initiatieven op dit vlak. In de toekomst zou transmurale voedingszorg overal heel gewoon moeten zijn.

Technologie kan op vele fronten bijdragen. Om te beginnen bij gedragsveranderingen. Daar zou technologie kunnen helpen om (door mensen zelf) gewenst eetgedrag te realiseren, want veel mensen willen wel, maar het lukt ze gewoonweg niet om gezonder te eten. Mogelijk hebben zij baat bij virtuele coaches die op moeilijke momenten ondersteunen een dieet vol te houden, of technologie die ervoor zorgt dat iemand niet steeds wordt verleid tot het eten van te veel vet, zoet of zout eten.

Ook op het vlak van geneesmiddelen zorgt technologie voor steeds weer nieuwe mogelijkheden. Zo wordt onder meer verwacht dat op termijn de gerichte afgifte van medicijnen mogelijk wordt, met grotere effectiviteit en minder bijwerkingen tot gevolg.

Daarnaast komen er steeds meer mogelijkheden om te testen hoe iemand zal reageren op bepaalde medicijnen. Beide ontwikkelingen zullen belangrijke verbetering van behandelingen tot gevolg hebben. De vraag is wel wat de kosten zullen zijn. Daarnaast wordt veel voordeel verwacht van technologie die helpt bij het vergaren van informatie of data. Data over iemands actuele gezondheidstoestand, over wat iemand daadwerkelijk opneemt uit voeding of geneesmiddelen en data over hoeveel iemand precies nodig heeft van bepaalde stoffen. Met de alsmaar groeiende technologische mogelijkheden voor het omzetten van enorme hoeveelheden data in kennis en mogelijk zelfs in persoonlijke adviezen, worden deze data des te waardevoller. Veel van de genoemde technologie bestaat al, zij het nog vaak als prototype. Het is waarschijnlijk dat er in de niet al te verre toekomst nog veel meer ontwikkeld gaat worden. Het zal de mogelijkheden voor preventief handelen verder uitbreiden, en roept daarmee ook vragen op. Want hoe ver willen mensen gaan in het verzamelen van data over zichzelf? Wat mag of moet een overheid verplichten?

Discussies over onder meer nudging en leefstijlgebonden zorgpremies komen al op gang. Ook over andere zaken die in deze verkenning naar voren zijn gekomen, wordt – of zou moeten worden – gediscussieerd. Want uiteindelijk zal de politiek keuzes maken. Keuzes die ingrijpende gevolgen zullen hebben voor de gezondheid. Voor velen het belangrijkste in het leven.

Aspirine op je brood