Technologie is óók politiek
De campagnetijd is begonnen. De komende maanden worden we overspoeld met toekomstbeelden voor Nederland. Doemscenario’s waarin het ‘economisme’ de overhand krijgt, asielzoekers en moslims ons land overrompelen, de hokjesgeest ons opdeelt, of het klimaat ondragelijk wordt. En ook droomscenario’s met kansen voor iedereen, waarin idealen als vrijheid en solidariteit verzilverd worden en de economische groei weer ouderwets hoog is.
Hoe deze visies worden opgesteld is niet altijd duidelijk. Partijleiders presenteren een auteurloos document dat met oneliners wordt toegelicht in de media. En dat terwijl burgers zich steeds minder van bovenaf laten (be-)sturen. De afbrokkelende steun voor ‘Europa’ is een symptoom van deze machtsverschuiving, evenals het Oekraïne-referendum (en de uitslag daarvan). Technologie speelt bij maatschappelijke verschuivingen een steeds grotere rol en roept nieuwe vragen op. Recent nog werd een ‘dronepiloot’ vrijgesproken van vliegen boven de Oostvaardersplassen. Er was namelijk geen wetgeving die vliegen met drones buiten de bebouwde kom expliciet verbood. Brandweermensen konden vorige week niet een lichaam halen uit een Tesla. De gecrashte elektrische auto zorgde voor een te groot risico op elektrocutie.
Nationale Toekomstmonitor
De opkomst van ‘citizen empowerment’ en de groeiende invloed van technologie leidt tot de vraag hoe Nederlanders zelf denken over de toekomst van Nederland. Wat zien wij als grootste bedreigingen? Welke rol gaat en moet technologie spelen in ons dagelijkse leven? Uit de Nationale Toekomstmonitor, een onderzoek door de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) onder meer dan 1000 Nederlanders, komt naar voren dat men een technologie-gedreven tijdperk verwacht. De meerderheid van de Nederlandse bevolking denkt dat computers de komende 25 jaar slimmer worden dan mensen, dat we kweekvlees in de supermarkten zullen kopen, en dat robots ons thuis en in het ziekenhuis zullen verzorgen. We zullen niets meer van papier lezen, worden gemiddeld ouder dan 100, en chips in onze lichamen monitoren onze gezondheid. Een meerderheid van de Nederlandse bevolking verwacht dat we in 2030 hologrammen kunnen oproepen tijdens het bellen, dat in 2040 de meeste auto’s autonoom rijden, en dat we op de lange termijn andere planeten zullen koloniseren.
Wel verwacht, niet gewenst?
Opvallend aan het onderzoek is dat de meerderheid deze toekomstbeelden wel verwacht, maar niet wenst. Zo is 68% van de Nederlanders negatief over de inzet van slimme chatbots in plaats van mensen, en is 74% van de respondenten negatief over de inzet van robots om op kinderen of ouderen te passen. Men heeft angstbeelden bij een technologie-gedreven toekomst omdat de verwachting is dat maatschappelijke problemen zoals werkloosheid, onrust, conflict en de kloof tussen arm en rijk door technologische ontwikkeling zullen toenemen. Technologische ontwikkeling raast door, en men verwacht dat de sociale gevolgen hiervan ingrijpend zijn: een hervorming van onze economie, onderwijs, en zorgsector.
Technologie is niet neutraal
Er zullen politieke beslissingen moeten worden gemaakt om hierop te anticiperen. Maar in de politieke arena is technologie nog weinig gepolitiseerd. Vooralsnog blijkt uit de campagnes dat politieke partijen een visie op technologie ontberen. Natuurlijk hebben politici het over wetenschap en innovatie, maar een visie op de rol die technologie in ons leven zou moeten spelen ontbreekt. Hoe denkt Klaver technologische werkloosheid aan te pakken? Wil Wilders meer of minder profilering op basis van Big Data? En wat vindt Pechtold van de inzet van gekweekte organen? Het is tijd voor politiek over technologie.
Dit artikel is geplaatst in NRC Handelsblad, 27 september 2016