Oud-projectleider Rifka Weehuizen vertelt over 'haar' toekomstverkenning Toekomst@werk.nl

In 2000 verscheen de omvangrijke publicatie 'Toekomst@werk.nl, Reflecties op Economie, Technologie en Arbeid’. Projectleider van deze STT-verkenning was Rifka Weehuizen. ‘Wat me vooral in deze verkenning aantrok, was het brede perspectief. Het project was binnen STT een speciaal project, ook wel een beetje een onmogelijk project werd soms gezegd.'

Date May 31st 2018
Author STT

'Toekomst@werk.nl moest de ontwikkelingen in de technologie, de economie en arbeid – elk afzonderlijk enorme gebieden in de samenleving, met complexe relaties en ingewikkelde dynamieken – bij elkaar brengen in een visie van de toekomst,’ aldus Rifka. ‘Het was hard werken maar dat vond ik niet erg. Wat een geweldige kans om met visionaire mensen vanuit al die gebieden te kunnen werken. De vrijheid die ik als projectleider kreeg, vond ik soms zwaar maar vooral heel plezierig.’

Hoe kwam je met STT in aanraking?
‘Ik studeerde Theoretische Geschiedenis. Echt zo’n studie waarvan iedereen zei dat ik er nooit een baan mee zou krijgen… Onderdeel van de studie geschiedenis is een stage, en ik kreeg een plaats bij het Ministerie van OC&W. Na mijn afstuderen kreeg ik binnen dat ministerie eigenlijk meteen een baan bij Wetenschapsbeleid. Zij deden onderzoek naar nieuwe technologie, innovatie en wat Nederland op het gebied van wetenschapsbeleid moest doen om ervoor te zorgen dat meer kennis werd ontwikkeld. Vanuit die functie kwam ik in contact met STT en dat vond ik een interessante organisatie. Toen er een vacature voor projectleider voor een verkenning over arbeid en technologie was, heb ik gesolliciteerd.’

Waarom juist deze verkenning?
‘Het thema arbeid was breed en er zaten veel niet-technologische aspecten aan, die wel op een indirecte manier door technologie beïnvloed kunnen worden. Die brede benadering sprak mij erg aan. Ook omdat ik daardoor de kans kreeg om met mensen uit die verschillende gebieden het gesprek aan te gaan over hun perspectief. Het was voor mij de uitdaging om die perspectieven vervolgens met elkaar tot een soort van toekomstbeeld te combineren. In zekere zin sluit het ook wel aan bij mijn achtergrond in theoretische geschiedenis, wat ook erg breed is. De toekomst is eigenlijk net zo moeilijk te verkennen als het verleden, het gaat over wat er niet is – niet meer, of nog niet. Je kunt het dus alleen indirect onderzoeken, en je werkt met stukjes informatie die je probeert te combineren tot een betekenisvol geheel.’

Toekomst@werk.nl Reflecties op Economie, Technologie & Arbeid

Hoe pakte je de verkenning aan?
‘Ik verdiepte me eerst in al eerder uitgevoerde onderzoeken naar de vraag in hoeverre technologie dingen van de mens gaat overnemen. Want dat is natuurlijk een ontwikkeling die al heel lang gaande is. Door mechanisering en automatisering doen machines nu heel veel wat mensen vroeger deden. Banen verdwijnen, maar daar komen weer andere banen voor in de plaats. Helaas gaat dat niet altijd even soepel, mensen hebben niet zomaar de vaardigheden voor die nieuwe banen. En die nieuwe baan is lang niet altijd in dezelfde plaats. Een dynamische arbeidsmarkt leidt tot een veel grotere fysieke mobiliteit, zoals verhuizen en forenzen.'

'Door technische ontwikkelingen wordt de dynamiek van de economie groter en gaat alles sneller. Het bedrijfsleven speelt bijvoorbeeld op die grotere dynamiek in door vaker tijdelijke in plaats van vaste arbeidskrachten in te huren. Welke consequenties heeft dat voor de arbeidsmarkt en voor werknemers? Maar de vragen gaan dieper. Werk is een belangrijke bron van identiteit en een bepalende factor voor sociale structuur. Stel, je ouders waren vroeger boer, dan werd je dat zelf vaak ook.'

Het leven was in die zin redelijk voorspelbaar

'Het leven was in die zin redelijk voorspelbaar, en werk en identiteit waren sterk met elkaar verbonden. Dat is nu verre van vanzelfsprekend, door grote landbouwmachines zijn er bijvoorbeeld nog maar weinig boeren nodig. Dat heeft sociale gevolgen, zowel positief als negatief en dat heeft vervolgens weer invloed op de arbeidsmarkt.'

Uit STT 63 Toekomst@werk.nl: de telescoopmetafoor: kennis delen geeft alle deelnemers een beter beeld.

'Een tweede stap was het samenstellen van een stuurgroep die bestond uit een mix van mensen uit het bedrijfsleven, technologie en beleid. De stuurgroep stond onder voorzitterschap van Honey Wolff-Albers, de grand lady van de Overlegcommissie Verkenningen (OCV). Zij was een grote inspiratie. Toen ik haar allerlei verschillende mogelijkheden voorlegde en enigszins wanhopig vroeg hoe we dit grote onderwerp nu het beste konden aanpakken, zei ze: “Wat wil jij doen? Dat is heel belangrijk, want uiteindelijk moet jij het doen.” Dat was natuurlijk fantastisch, maar ook wel spannend. Ik was nog best jong en vond het een flinke verantwoordelijkheid, maar ook een uitdaging.'

'Ik besloot om binnen deze verkenning met nieuwe ogen naar arbeid te kijken. Wat is eigenlijk de functie van arbeid? Want dat is zoveel meer dan alleen maar economisch. Werk is een bron van sociale contacten, structuur, eigenwaarde, identiteit, betekenis. Arbeid heeft in die zin niet alleen een productieve dimensie maar ook een consumptieve dimensie, het is een activiteit die waarde heeft in zichzelf. Wat gebeurt er met mensen als technologie hun werk overneemt? Zal technologie om mensen heen worden georganiseerd of juist andersom? Het idee was om een soort mozaïek van perspectieven en visies te presenteren, in plaats van een consensusvisie die mogelijk erg algemeen en weinig inspirerend zou zijn. We hebben daarom allerlei mensen in verschillende domeinen (onderzoek, beleid, bedrijfsleven) en met verschillende achtergronden (technologisch, economisch, sociaal, juridisch, etc.) benaderd die vanuit hun eigen perspectief vernieuwende ideeën hadden. We vroegen hen om een hoofdstuk voor de eindpublicatie te schrijven. Zo schreef Ton Wilthagen een hoofdstuk over zijn visie op de toekomst van het arbeidsrecht en stuurgroeplid Frits Goldschmeding, de grondlegger van Randstad en een echte visionair, schreef een hoofdstuk over flexibel werken.’

Is er een rode draad in al die hoofdstukken te herkennen?
‘In een concluderend hoofdstuk hebben we de verschillende draden bij elkaar gebracht. Het idee was niet zozeer een visie te geven (“zo zal het zijn in de toekomst”) maar om mogelijke doorkijkjes naar de toekomst te bieden. We wilden mensen bewust maken van het feit dat je op verschillende manieren naar arbeid kunt kijken. Dan worden ook de aspecten zichtbaar die de toekomst van arbeid zullen gaan bepalen. Als technologie bijvoorbeeld leidt tot een grotere “creatieve destructie” van banen en dus de noodzaak van een flexibelere arbeidsmarkt, dan moeten de werknemers beschermd worden. Want tijdelijke werkloosheid, het “in between jobs” zijn, zal dan veel meer voorkomen, terwijl dat voor mensen vaak economisch, sociaal en psychologisch een behoorlijke klap is. Als je langer dan zes maanden werkloos bent, dan is de kans om een baan te vinden dramatisch afgenomen. Dat betekent dus bijvoorbeeld meer hulp bieden bij het snel vinden van nieuw werk, maar ook het aanpassen van het arbeidsrecht en de wetgeving, om flexicurity te bereiken. Dat is nu een vrij gangbare term, maar destijds nog niet. En als technologie leidt tot een ander soort werkzaamheden, dan hebben mensen daar andere vaardigheden voor nodig, oftewel het bekende life long learning.'

‘Arbeid creëert ook een gevoel ergens bij te horen’ — Rifka Weehuizen

'Het werd in elk geval duidelijk dat dit toekomstbeeld verder gaat dan een simpel lineair beeld zoals “Er zijn straks geen banen meer voor mensen”. Of “Fantastisch dat een robot ons werk overneemt, dan hoeven wij niet meer te werken”. Het is vooral belangrijk hoe we met deze ontwikkelingen omgaan en ze actief vormgeven. Technologie is zelf niet exogeen, het wordt gestuurd door bepaalde factoren. Stel dat bepaalde arbeid heel duur is, dan is het interessant om daarvoor technologie te ontwikkelen die deze arbeid overneemt. Maar in de lagelonenlanden is die technologische ontwikkeling dus minder belangrijk. Je kunt technologie ontwikkelen die mensen buitenspel zet of technologie ontwikkelen die juist het beste uit de mens haalt.'

Technologie hoeft niet bedreigend of utopisch te zijn als het gaat om arbeid.

'Het beeld dat technologie ons gewoon “overkomt”, hebben we inmiddels wel bijgesteld. Technologie hoeft niet bedreigend of utopisch te zijn als het gaat om arbeid. Zolang we maar wel stilstaan bij de vraag wat arbeid is en hoe belangrijk het is, niet alleen voor de economie maar ook voor de mensen zelf. Want arbeid creëert ook een gevoel ergens bij te horen en dat je iets betekenisvol doet.’

Kun je iets over de impact van de verkenning vertellen?
‘Het is lastig om die verankering heel concreet te maken. We brachten in elk geval veel mensen bij elkaar, onder meer in de stuurgroep en tijdens de eindconferentie. We wisten tussen de verschillende domeinen bruggen te slaan waardoor beleid, wetenschap en bedrijfsleven wat bewuster naar elkaar gingen kijken. Ik durf niet te zeggen of dat daadwerkelijk tot een ander beleid heeft geleid, maar ik weet wel dat verbindingen tot stand zijn gekomen en het debat op belangrijke wijze is verdiept.’

Hoe is het jou na STT vergaan?
‘Door de verkenning bij STT raakte ik geïnteresseerd in de psychologische dimensie van werk en de economische impact die deze psychologische dimensie heeft. De dynamische arbeidsmarkt en de veranderende inhoud en organisatie van werk hangen samen met een grote toename van onder meer werk-gerelateerde stress, en dat is een enorme kostenpost, zowel economisch als anderszins. Ik ben na STT aan mijn PHD begonnen over mental capital, de onzichtbare grondstof in veel werkprocessen. De Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO), die later opging in de Gezondheidsraad, vond dit een interessant idee en zij gaven mij de opdracht daarover een rapport te maken. Ik bleef telkens tussen de wereld van onderzoek en beleid in werken, één voet in de ene wereld en één voet in de andere. Een paar jaar later kreeg ik een baan als Science Officer in Straatsburg en van daaruit kwam ik bij de universiteit van Straatsburg terecht waar ik het Institute for Advanced Study heb opgezet. Dat instituut leid ik nu als managing director.'

'Wat ik absoluut bij STT geleerd heb, zijn managementvaardigheden. Dat zag ik daarvoor beslist niet als een van mijn sterkste punten, maar dat heb ik als projectleider bij STT echt moeten aanleren. En daar heb ik nog elke dag plezier van.’