Anja Oskamp: ‘Blijven leren is noodzakelijk’
Rector Magnificus van de Open Universiteit Anja Oskamp was voorzitter van de Stuurgroep van de toekomstverkenning ‘Altijd bij de les’. Deze verkenning is op 7 juni jl. officieel afgerond met de presentatie van de publicatie ‘Het Eeuwige Leren’ tijdens het Toekomstfestival in het NEMO in Amsterdam. Hoe kijkt Anja Oskamp zelf tegen eeuwig leren aan?
Leren we voldoende?
‘Dat is een lastige en open vraag. Want wat verstaan we precies onder leren? Op zich leren we natuurlijk altijd, iedere dag. En dat verandert ook niet. Zelf vind ik dat we te weinig gelegenheid of mogelijkheden hebben om formeel te leren. En dat in een tijd waar de informatiestroom die we over ons heen krijgen, enorm is. De samenleving verandert continu, banen verdwijnen en nieuwe banen ontstaan. We hebben zeer beperkt de mogelijkheid om daarvoor de juiste vaardigheden en kennis te vergaren. Dus nee, we leren niet voldoende.’
Waarom wordt daar dan niets aan gedaan, bijvoorbeeld vanuit overheidswege?
‘Omdat we te weinig over “leren” nadenken. We leven nog heel erg in oude stramienen: heb je je opleiding afgerond, dan ben je klaar voor het leven. Maar dat is tegenwoordig niet meer zo. Natuurlijk kun je de post-initiële opleidingen bij universiteiten en hogescholen volgen en zorgt het bedrijfsleven ervoor dat medewerkers opleidingen gericht op hun werk volgen, maar dat is niet meer voldoende. Vroeger had je een baan en was het geen uitzondering dat je die soms tientallen jaren behield. De werkgever zorgde ervoor dat de kennis up to date bleef. Tegenwoordig is jobhoppen de normaalste zaak van de wereld. Mensen werken ergens een paar jaar, doen ervaring op en gaan door. Ze willen uitgedaagd blijven.
Daarnaast zijn er mede door de recente economische crisis veel zzp’ers. Voor deze groep is “leren” ongelooflijk belangrijk, want om te slagen als zzp’er moet je je kennis en vaardigheden voortdurend optimaliseren. Maar zzp’ers moeten hun opleidingen zelf betalen en deze volgen in de tijd waarin ze anders uren kunnen declareren. Deze groep is dus enorm kwetsbaar. Hoe gaan we hen ondersteunen? Daar wordt nauwelijks over nagedacht. “Leren” is steeds meer een verantwoordelijkheid van het individu, die de studies zelf moet betalen. En dat in een veranderende wereld waarin alle zekerheden verdwijnen. We zitten dus in een nieuwe fase en dat realiseren we ons onvoldoende.
Ook aan de opleidingenkant moet het nodige veranderen. Nog steeds zijn de opleidingen die nu worden aangeboden, geënt op de oude situatie. Kijk naar de bachelor- of master-opleidingen. Dit zijn altijd opleidingen die gericht zijn op mensen die voor de eerste keer een studie volgen.’
Dat is toch logisch? Het maken van lesstof kost tijd, dan loop je toch altijd achter de feiten aan?
‘Dat hoeft niet. Laten we er eens creatief naar kijken. De opleidingen zoals ze nu nog worden aangeboden, vallen onder “formeel leren”. Opleidingsgericht onderwijs is nog steeds uitsluitend gericht op de groep jongvolwassenen, de 18-22 jarigen. Maar iemand van 40 jaar dan, die al eerder een bachelor en master heeft gedaan? Stel dat je wordt gedwongen om het roer om te gooien, hoe pak je dat dan aan? Nog een keer een bachelor of een master volgen? Zijn daar goede programma’s voor? Is dat in te passen in een gezinssituatie waar de hypotheek moet worden betaald, een gezin moet worden onderhouden en er dus geld binnen moet komen? Dat is vaak niet het geval. Het is in die situatie bijna onmogelijk om een bachelorstudie te volgen. Die zijn immers gericht op drie jaar voltijdstudie voor de bachelor en dan nog eens een of twee jaar voltijdstudie voor de master. Moet je dat allemaal naast een (parttime) baan doen, dan hebben we het over trajecten van tien tot twaalf jaar. En dat is niet te overzien.
Ik denk dat het mogelijk is, alhoewel dat een totaal andere manier van denken vereist, om programma’s te ontwerpen die rekening houden met wat de student al kan en met de levenservaring die iemand heeft. Programma’s die het onderwijs op een andere manier inrichten om aan te sluiten op de doelgroep en op de acute wensen van het afnemend veld.’
Wat is de rol van technologie daarin?
‘Technologie is ondersteunend. Door de inzet van technologie zijn we niet meer aan plaats en tijd gebonden om te studeren.’
Banen verdwijnen en er komen nieuwe banen voor terug. Hoe kunnen we in het onderwijsaanbod anticiperen op de banen van de toekomst als we nog niet weten wat voor banen dat gaan worden?
‘Misschien moeten we juist niet anticiperen op de banen van de toekomst maar er in plaats daarvan voor zorgen dat iedereen een bepaalde basiskennis heeft. Vervolgens kunnen we kennis en vaardigheden opdoen die op dat moment in de maatschappij belangrijk zijn. Daarnaast moeten we ervoor zorgen dat iedereen met enige regelmaat “teruggaat naar school”. We laten het nu nog te veel afhangen van de wensen en mogelijkheden, ook in financiële zin, van het individu.’
Hoe gaan we dat denkbeeld bij werkgevers en politiek veranderen?
‘Daar heb ik geen pasklare oplossing voor. Belangrijk is dat we erover praten, het mensen laten ervaren, overtuigen en de meerwaarde tonen. Bedrijven, onderwijs en politiek moeten dit met elkaar veranderen. Geld blijft hierin het heikele punt. Er zijn enorme personeelstekorten in het onderwijs en in de ICT. Daar moeten mensen voor worden opgeleid. Probleem is dat we te weinig opleidingsplaatsen hebben, te weinig mensen die die opleidingen kunnen geven en te weinig mensen die die opleidingen volgen, ook omdat die opleidingen en de eisen nog teveel gericht zijn op jonge mensen. Gevolg: een groot tekort aan bijvoorbeeld goede informatici en leraren, mensen die we nu zo hard nodig hebben. Willen we toekomstbestendig zijn, dan moet er echt iets gebeuren.’
We signaleren het, waarom gebeurt er dan nog zo weinig?
‘We hebben het helaas nog onvoldoende in de gaten. Ik hoop dat de STT studie “Het Eeuwige Leren” de sence of urgency zichtbaar maakt.’
Wat was volgens u een van de opvallende uitkomsten of conclusies uit de studie?
‘Het voortdurend leren is erg onderbelicht en daar moeten we echt iets aan gaan doen. Het leren moet eigenlijk al op veel jongere leeftijd beginnen. We moeten ook kinderen ervan doordringen dat ze ook in formele zin nooit zijn uitgeleerd. De lesprogramma’s moeten zo zijn opgezet dat kinderen daar ook open voor staan. Want, wees eerlijk, er zijn natuurlijk ook kinderen waar de vlag uitgaat als ze van school komen. We moeten er heel goed over nadenken hoe we dat aanpakken, mensen bewust maken. Het mag ook best duidelijk zijn dat leren niet altijd leuk hoeft te zijn en ook niet altijd leuk kan zijn, maar dat het wel noodzakelijk is. Ik denk dat we dat wel weten, maar nu de uitvoering nog. Ik hoop dat deze studie nog meer ogen opent.’