BLOG – Het vatten van de tijdsgeest
Toekomstonderzoeker Anna-Carolina Zuiderduin werkt sinds oktober aan haar verkenning over de Toekomst van arbeid. Een essentieel onderdeel van haar onderzoek is het overzichtelijk presenteren van de huidige tijdsgeest over arbeid: wat speelt er precies op de arbeidsmarkt en welke reflecties bestaan er op deze ontwikkelingen? In dit blog vat ze deze samen.
De twee grootste uitdagingen op de huidige Nederlandse arbeidsmarkt zijn de arbeidskrapte en de afnemende bestaanszekerheid. Dit heeft niet enkel te maken met de problemen die deze ontwikkelingen met zich mee brengen (denk bijvoorbeeld aan werk dat blijft liggen waardoor onbemande treinen en vierdaagse schoolweken de norm worden of het aantal werkende armen toeneemt). Het ligt ook aan het scala onderwerpen waar deze uitdagingen aan raken. Deze discussie, waar beleidsmakers, opiniemakers, de media, planbureaus, bedrijven, onderzoeksinstellingen en symposia zich over buigen, gaat uiteindelijk over één vraag: hoe kunnen we werk wenselijk, of in ieder geval wenselijker, organiseren?
Hoe temmen we het monster?
Eerst de arbeidskrapte. Simpelweg houdt dit in dat de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod. Economen noemen de historisch hoge krapte zorgwekkend. Econoom Maarten Schinkel noemde deze zelfs een ontembaar monster. De meest gepresenteerde oplossingen om het monster te temmen, zijn de inzet op arbeidsmigratie of technologie. Een sector waar beide oplossingen al zichtbaar zijn, is de zorg. Net zoals het onderwijs is de zorg een publieke sector die worstelt met grote arbeidstekorten, die enkel zullen oplopen de komende jaren. In de zorgsector zetten ze bijvoorbeeld al sociale robots in om het werk te verlichten van overwerkt zorgpersoneel of werven ze verpleegkundigen uit Zuidoost-Aziatische landen als de Filipijnen.
Maar ondanks dat migratie en technologie veelbesproken oplossingen zijn, vangen beide kritiek. Techniekfilosofen- en ethici waarschuwen dat technologie inzetten niet zonder consequenties is. Zo blijft in bedrijven die technologie inzetten, dikwijls het rotwerk liggen voor hun menselijke medewerkers. Werknemers staan doorgaans niet centraal in de technologie die bedrijven toepassen. Het gevolg is een neerwaartse spiraal van werknemers die vertrekken waardoor de krapte enkel oploopt en technologie nog dominanter wordt. Voor arbeidsmigratie ontbreekt het simpelweg aan genoeg voorzieningen in Nederland, luidt het andere kritiekpunt. In plaats van technologie en migratie ligt de oplossing bij het onbenut arbeidspotentieel: een groep van 1,2 miljoen mensen die bestaan uit deeltijders, 55-plussers en mensen met een migratieachtergrond.1 Waarom zetten we niet in op het verhogen van hun arbeidsparticipatie?
Er is de laatste jaren vooral veel te doen om de deeltijders, een groep die grotendeels bestaat uit deeltijdwerkende vrouwen. Platgeslagen zijn de grootste namen in dit debat opiniemaker Sander Schimmelpenninck en journaliste Lynn Berger. Schimmelpenninck beweert dat als vrouwen een paar uur meer per week werken, de tekorten zijn opgelost. De ‘deeltijdprinses’ zou het collectieve doel van werk uit het oog zijn verloren: het draaiende houden van Nederland. Berger is kritisch op deze conclusie. Deeltijdwerkende vrouwen hebben namelijk een onbetaalde deeltijdbaan naast hun betaalde deeltijdbaan. Dit onbetaalde werk, ook wel schaduwarbeid genoemd door de Oostenrijkse filosoof Ivan Illich, houdt Nederland net zo goed draaiende. Denk aan taken als opvoeden, oppassen, mantelzorgen en het huishouden doen. Als deeltijdwerkende vrouwen besluiten meer uur betaald werk te verrichten, dan blijft dit onbetaalde werk liggen. Dit moet vervolgens uitbesteed worden, waardoor er meer werk ontstaat.
Het is daarom niet vreemd dat er oplossingen opkomen die niet langer heil zien in het vergroten van het aanbod, maar in het aanpassen van de vraag. Econoom Paul de Beer is voorstander van het schrappen van banen die niet duurzaam zijn of slechte arbeidsvoorwaarden hebben. Denker Rutger Bregman is daarentegen voorstander voor het schrappen van bullshit jobs, banen die weinig tot geen maatschappelijk relevantie hebben. Klaas Knot, president van de Nederlandsche Bank, zoekt de oplossing nog ergens anders: we moeten laagbetaalde sectoren krimpen die belastingtechnisch weinig opleveren.
Wat als we door ons fundament zakken?
Dat we kritisch moeten kijken naar de oproep om de arbeidsparticipatie te verhogen, staat in ieder geval vast: de verwachting is dat in 2040 iedere Nederlander mantelzorg verleent als gevolg van vergrijzing, de afname van het aandeel jongeren in de bevolking (ontgroening) en een terugtrekkende overheid. Alhoewel beleidsmakers geloven dat mantelzorgen prima past naast voltijdswerken, laten de cijfers andere conclusies zien. Veel mantelzorgers vallen uit doordat betaald werk en mantelzorgen niet samengaan. Daarnaast lijden mantelzorgers onder een gemiddeld inkomensverlies van 1.100 euro bruto per maand.2 Dit thema raakt daarom aan dat andere grote onderwerp: bestaanszekerheid, of vooral de toenemende bestaansonzekerheid.
Is het eigenlijk nog wel zo wenselijk om betaald werk het fundament te laten zijn van bestaanszekerheid? Kunnen deze niet los van elkaar bestaan? Sociologe Marguerite van den Berg vindt van wel. Niet alleen tast de toenemende druk op mantelzorg de bestaanszekerheid aan, de flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt, de opkomst van technologie zoals generatieve artificiële intelligentie (GAI) en de inflatie doen dit ook. Werk biedt steeds minder zekerheid, stelt Van den Berg. Natuurlijk is het meritocratische gedachtegoed nog levend: het idee dat we zelf verantwoordelijk zijn voor ons slagen én falen. Door deze lens bekeken is het voorzien in bestaanszekerheid een individuele verantwoordelijkheid. Maar het tegengeluid op deze zienswijze groeit.
Denk aan de oproep om een basisinkomen in te voeren. Tijdens en na de coronapandemie werd het basisinkomen opnieuw een veelgenoemde oplossing. GroenLinks-PvdA en Volt maken zich er bijvoorbeeld hard voor. Ook de eerdergenoemde Bregman is van mening dat het basisinkomen de sociale zekerheid biedt die de verzorgingsstaat niet langer geeft, maar waar inwoners wel recht op hebben. Er is echter felle kritiek op het basisinkomen. Het zou lastig in te voeren zijn in een land met open grenzen. De econoom Irene van Staveren noemt collectieve basisvoorzieningen gefinancierd door de overheid als een manier om werk en bestaanszekerheid van elkaar los te koppelen. Wat als we niet langer afhankelijk hoeven te zijn van de markt voor onze zorg, onderwijs en huisvesting? Van den Berg vindt echter dat de overheid zich hierin niet hoeft te mengen. Zij ziet bottum-up gemeenschapsinitiatieven, de commons, als een toekomstige oplossing.
Volgende fase
Duidelijk is dat de aangedragen oplossingen voor de uitdagingen op de arbeidsmarkt uiteenlopen, en elkaar soms zelfs tegenspreken. Er bestaat daarom geen eenduidig antwoord op de vraag hoe de wenselijke toekomst van arbeid en technologie eruit zal komen te zien. In de volgende fase gaat toekomstonderzoeker Anna-Carolina Zuiderduin op zoek naar de overkoepelende thema’s binnen de discussie om hiermee wenselijke toekomstscenario’s te kunnen bouwen. Door meerdere scenario’s te creëren komen de verschillende visies op wenselijkheid tot hun recht, én is er de mogelijkheid deze met elkaar te vergelijken.
Bronnen
1. Sterk, A. (2022, 6 mei). ‘In Nederland zijn we dol op de quick fix’. NRC. Geraadpleegd van https://www.nrc.nl/nieuws/2022/05/06/in-nederland-zijn-we-dol-op-de-quick-fix-a4123680
2. Ruiter, M. de (2023, 11 november). Wat bestaanszekerheid inhoudt, verschilt per partij. Wat zeggen de feiten? De Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/kijkverder/v/2023/bestaanszekerheid~v937760/